Uit de Thaise literatuur

Informatie over cultuur en gebruiken.
Moderators: Chang, Patriot, Broom

Moderator: Loempia

Plaats reactie
Bericht
Auteur
Gebruikersavatar
erik-kuijpers
Volwaardig lid
Volwaardig lid
Berichten: 3375
Lid geworden op: donderdag 11 oktober 2018, 14:32
Locatie: In volgend leven: Frankrijk.

Uit de Thaise literatuur

#1 Bericht door erik-kuijpers » donderdag 31 maart 2022, 06:46

Zijn eigen mes; een kort verhaal van Chart Kobchitti

Over de hogere klasse en het klootjesvolk. Vader en moeder uit de hogere klasse introduceren hun zoon bij een banket waar je alleen mag aanzitten als je 'een eigen mes' hebt. Dat mes is het privilege van de hogere klasse. Er is ook een meneer in crèmekleurig kostuum die je maar beter kunt vermijden...

Dit verhaal heeft een lugubere kant. Niet voor zwakke magen. Ik waarschuw de lezer maar vast...



Wij gingen naar het banket; mijn zoon opgewonden maar ook wat ongerust. De klanken van de piano klonken door de banketzaal die werd verlicht door een kroonluchter. Er waren al wat gasten en je hoorde geluiden; mensen praatten, ijsblokjes die tegen het glas tikten en het geluid van drankjes die werden ingeschonken. Een bloedrood tapijt wachtte op de gasten.

Ik zag de gastheer niet en nam vrouw en zoon mee om de gasten te begroeten. Om daarna onze tafel op te zoeken want ik had een paar zaken te bespreken met mijn zoon en wilde niet dat iets mis ging als het tijd was voor het banket. Vanavond was het begin van een belangrijke periode in zijn leven en nu zouden wij leren of hij van dezelfde klasse was als ik, of dat hij zou wegzakken en iemand van het klootjesvolk zou worden. Dat wilden wij absoluut niet.

Het was nodig dat ik hem zou aanmoedigen en helpen opdat hij gezien zou worden als een perfect model van onze klasse. 'Neem een borrel' zei ik en gaf hem het glas dat ik nam van het dienblad van de ober. 'En drink langzaam' waarschuwde mijn vrouw vriendelijk. Zij was bang dat hij al tipsy zou zijn nog voordat het tijd was.

Wij kwamen bij onze tafel. De tafelbediende boog en schoof de stoelen met dikke kussens voor ons aan. Hij was beleefd en voorzichtig maar in zijn ogen stond angst.

Het 'eigen' mes

Ik ging zitten, haalde mijn eigen mes uit het foedraal en legde het naast mijn bord. Mijn vrouw opende haar handtasje en nam haar eigen mes er uit. Dat was slank en het heft was van ivoor. 'Pak jouw mes en leg het op tafel' zei ze tegen mijn zoon. Met trillende handen pakte hij zijn mes en legde dat onbeholpen op zijn plaats.

Ik had hem geholpen bij de keuze voor zijn eigen mes. Hij had toestemming gekregen voor een eigen mes en dat is een bijzonder voorrecht waar maar heel weinig mensen van kunnen genieten. Kijk naar de mensen die in onze stad wonen; slechts een kleine, selecte groep mag een eigen mes hebben. De andere mensen zijn voetvolk.

'Je moet er goed voor zorgen, zoon, want je moet het altijd gebruiken. Denk er aan, of je nu honger hebt of niet, jouw mes moet altijd in orde zijn.' Ik ben nooit de woorden van mijn vader vergeten en nu geef ik ze door aan mijn zoon. 'Vergeet niet, jouw mes moet altijd scherp zijn zodat je op ieder moment kunt snijden.'

'Vader, dat durf ik niet...' 'Wat zeg je nu allemaal, zoon? Kijk naar je moeder. Zij is honderd procent vrouw en heeft nimmer angst getoond. Maar, ik was ook zo in het begin. Hier, neem nog een borrel.' Ik nam een glas van het dienblad af.

De man in crèmekleurig kostuum

Ik zei mijn zoon 'Kijk uit voor die man daar. Als we straks eten kom niet te dicht bij hem. Het is een doortrapt man.' Mijn vrouw wees nauwelijks merkbaar naar hem. 'De man in het crèmekleurig kostuum?' 'Kijk hem niet aan. Hij trekt zijn mes al als iemand in de buurt loopt. Soms hakt ie iemand de vingers af; dat is zoveel mensen al overkomen. Neem nog een borrel. Het is bijna zo ver.'

'Zelfs al doe je zaken met mensen die een mes mogen hebben en al ga je met hen om, dat betekent nog niet dat je ze kunt vertrouwen.' voegde mijn vrouw toe. 'Dus let op jezelf als je eten gaat halen en blijf bij ons in de buurt.'

De gastheer

'Goeienavond!' Ik draaide me om en mijn vrouw gaf een waai. 'Goeienavond!' Ik stond op en gaf een hand. 'Zoon, ik wil graag dat je kennis maakt met deze meneer.' Mijn zoon groette hem met respect. 'Ja, dit is mijn zoon. Net vandaag kreeg hij het recht een eigen mes te hebben.'

'Oh! Nou, dat is wel een heel mooi eigen mes!' Hij pakte het mes op en wreef er teder overheen. 'En het is erg scherp ook' zei hij tegen mijn zoon. 'Mijn vader hielp me dit mes te kiezen.' 'En hij nam je mee vanavond om het uit te proberen...' zei hij en legde het mes terug. 'Ja, dit is de eerste keer' zei mijn zoon.

'Prima! Jullie hebben een mooie plaats, vlak bij de bankettafel. Je gaat een fijne avond hebben, jongeman' lachte hij en liep weg. Mijn zoon voelde zich steeds meer op zijn gemak. 'Hij heeft een onderneming en handelt in het voetvolk; hij exporteert ze over de hele wereld.' 'Dan is ie zeker wel rijk, vader?' 'Hij is schathemeltjerijk en de gastheer van vanavond.'

Mijn vrouw ging hem vertellen wat een eigen mes betekent. Hij zat ongeïnteresseerd te luisteren. Ik had gehoopt dat hij wat meer opgewonden was en maakte me zorgen dat hij misschien wel tot het voetvolk zou horen. Zijn ogen toonden niet het verlangen dat ons soort mensen heeft. Hij zou toch moeten weten wat voor een privilege het is als je een eigen mes mag hebben!

Veel mensen waren bereid zich uit te sloven voor een eigen mes. Sommigen verkochten vergeefs zelfs hun ouders om aan een eigen mes te komen. Maar mijn zoon dacht daar ogenschijnlijk niet aan. Ik heb hem twee van mijn bedrijven gegeven en daarom mocht hij een eigen mes hebben. Misschien heb ik dat wel te snel gedaan.

'Zoon, alles zal goed gaan. Niks om je bang voor te maken. Wij blijven de hele tijd bij je....' Mijn vrouw lepelde dit voor hem op. 'Nee, moeder, ik kán het niet! Het is walgelijk. Afstotend.'

'Als jij het zwarte schaap wil worden van de familie dan is dat oké. Up to you. Maar denk er eerst eens goed over na want het zal jouw hele leven veranderen. Jij wordt dan net zo'n jandoedel als het voetvolk en als je problemen krijgt kun je vrouw en kinderen gaan verkopen. Mensen met een eigen mes zullen ze opkopen; ze snijden ze in stukken, drinken hun bloed en eten hun hersens. En als het zover is, kom dan niet bij mij! Echt niet!' Ik wist zeker dat ik hem moest intimideren en zorgde er voor dat ik kwaad klonk.

'Zoon, heb je dat gezien? Als de handelaar bij ons komt, hoe dat schorremorrie aan zijn eind komt?' zei mijn vrouw minachtend tegen mijn zoon. 'Moeder, dat weet ik. Daarom vind ik het walgelijk. We moeten medelijden met ze hebben.'

'Zoon, je praat zo omdat je het nog niet hebt geprobeerd. Vandaag heb ik je meegenomen nu je een eigen mes hebt. Probéér het tenminste en als je het niet goed vindt dan zeg ik verder niks meer. Akkoord, zoon?' Ik sprak zachtjes, hem kalmerend, maar hij gaf geen antwoord. 'Hier, neem nog een borrel. Je zult je er beter door gaan voelen.'

Er wordt geserveerd...

De pianomuziek stopte. De lampen werden gedimd. Mensen gingen aan tafel. De gastheer liep naar het midden van de zaal. Met krachtige stem, zo karakteristiek voor ons soort mensen, begon hij te spreken. 'Goedenavond, zeer voorname gasten. Mag ik even uw aandacht voor u uit te nodigen aan het banket dat ik voor u georganiseerd heb...'

Mijn vrouw deed onze zoon de servet om. Mijn servet werd omgedaan door de tafelbediende. Daarna deed mijn vrouw zelf haar servet om met een snelheid en handigheid die kenmerkend is voor alle vrouwen van ons soort mensen. Iedereen was druk bezig met de servetten. Wij leken wel chef-koks die het snijden van het vlees aan het voorbereiden waren opdat het bloed niet van het hakmes zou spatten op onze mooie kleren...

Hiep hiep hoera! Het gejuich ging door de eetzaal heen. Daarna ging het licht vol aan en de rechter deur ging open...

Een man op een stalen tafel werd binnengerold. Los van een metalen band om borst, armen en benen was hij naakt. Zijn hoofd zat in een metalen hoes die aan de tafel was vastgemaakt. Het gezicht was onzichtbaar en zijn identiteit onbekend. Daarna reed een tweede tafel binnen, precies als de eerste, maar nu lag er een vrouw op.

Mijn zoon vroeg waarom de hoofden bedekt waren. 'Dat eist de wet. Wij mogen geen medelijden hebben met de mensen die wij gaan eten. Wij mogen hun smekende gezicht niet zien en hun stem niet horen die vraagt hun leven te sparen. Je mag geen compassie hebben met deze mensen van lage klasse. Dit janhagel is geboren om door ons gegeten te worden. Als wij dit zielig gaan vinden dan hebben wij er geen lol aan.'

Nu de lichamen vol in het licht lagen konden wij zien hoe de gastheer zich ingespannen had. Ze waren beiden vlezig en zagen er kostelijk uit. Volledig glad geschoren en schoon gewassen. Bij zo'n eminent diner mag niets mis gaan.

'Zeer voorname gasten, het is tijd voor het diner en je bent allen uitgenodigd deel te nemen. Dank u, dames en heren.' De gastheer ging naar achteren. Alle gasten stonden enthousiast op.

'Laten we ook gaan want anders grijpen wij er naast' zei mijn vrouw en pakte haar mes. 'Ik .. ik .. durf niet...' hakkelde mijn zoon met trillende stem. 'Kom op, zoon. Als je het niet probeert dan leer je het nooit. Kijk, iedereen loopt al.' Mijn vrouw trok mijn zoon overeind. 'Vergeet je mes niet' zei ik hem streng.

Mijn vrouw trok hem mee. 'Kijk, als het niet lekker was zou men zich niet verdringen!' Ik stond al aan de tafel, pakte een bord en liep naar de jongedame. Moest op mijn beurt wachten. Haar borsten waren al weg, het bloed vloeide rijkelijk en zij probeerde zich los te rukken maar de boeien zaten goed strak..

Ik besloot wat vlees weg te snijden rond de heupen. Een paar dikke repen legde ik op mijn bord en er zat lekker veel bloed aan. Iemand hakte een hand af en het bloed spoot recht in mijn gezicht. De man zei 'sorry' en wees op de arm die nog steeds bloed spoot. We konden er samen hartelijk om lachen. Hij pakte de hand en legde die op zijn bord; het bloed liep er nog steeds uit. 'Ik eet graag de vingers. De gewrichtsbanden zijn sappig en knapperig om op te knagen.'

Aan de tafel was het razend druk; je zag alleen maar 'eigen messen' hakken en snijden. Ik sneed nog een stuk van de heup af en legde het op mijn bord. De maag was nu ook weg en de ingewanden lagen er uit, onder het bloed. Ik had geen trek in darmen en genoeg op mijn bord. Terug naar mijn tafel! Onderweg hoorde ik een vrouw roepen: 'O wat lekker! Er zitten jonge wormen in de darmen!'

Mijn vrouw en zoon waren er nog niet en de tafelbediende hielp mij met het vervangen van het bloederige servet. Hij was nog slaafser dan anders; het zien van dat alles maakte hem bang en hij wist dat hij ook zo kon eindigen als hij niet aan iedere gril van mij tegemoet zou komen.

Mijn vrouw en zoon kwamen terug. Haar bord was gevuld met vlees in een plas bloed en ik zag ook wat botten. Mijn zoon was lijkbleek en ik dacht dat hij ging flauwvallen. Op zijn bord lag alleen een grote teen. 'Stomkop! Is dat alles wat je kon pakken?' Ik kon me niet inhouden; door hem verloor ik mijn gezicht!

'Vader, blijf nou kalm' zei mijn vrouw. 'Onze zoon deed dit nog niet eerder.' Ik dacht aan de eerste keer dat ik met mijn vader mee ging en ik deed precies zoals mijn zoon nu. Ik kalmeerde al wat en kreeg wat sympathie voor mijn zoon. 'Sorry, zoon! Waarom neem je geen hap?'

Ik deed het hem voor. Pakte mijn eigen mes en een vork en sneed diep in het vlees. Hakte het in stukken en stak er een in mijn mond. Langzaam kauwen zodat je geniet van de smaak van ieder stukje. 'Mals. Echt mals. Hij heeft ze vast lange tijd vetgemest' zei ik mijn vrouw. 'Wat zei je, schat?' Ze keek me aan. Haar mond was rood van binnen alsof ze betel had gekauwd. 'Ik vertel je net hoe mals het vlees is.'

'Ja' zei ze en nam nog een hap. 'Ik heb ook een paar ribbetjes. Denk je dat ik er een kan bewaren om mijn neus mee recht te zetten? Is dat een goed idee?' En ze kauwde verder. 'Up to you, schat.' 'Zeg zoon, waarom eet je niet? Waar wacht je op? Eet, jongen, het is heerlijk.' Ze sprak tegen mijn zoon terwijl haar mond nog niet leeg was.

Mijn zoon leek te aarzelen. Hij sneed langzaam een lapje vlees van de grote teen af, proefde het en legde het weg. 'Kom op, probeer nou een stukje. En pieker niet over moraal of ethiek. Dat is meer iets voor het klootjesvolk. Eet nou jongen, jouw moeder garandeert dat je het lekker zult vinden.'

Wat onzeker stak hij zijn vork in de grote teen en stak het in zijn mond. En op het moment dat zijn tong de smaak proefde veranderde zijn gezicht! Alsof hij iets opzienbarends had ontdekt waarvan hij dacht dat het niet bestond. Primitieve woestheid verscheen in zijn ogen en hij keek hongerig naar die grote teen. Hij kauwde er op en genoot van de smaak van het mensenvlees die hij nu kende. Hij had niet langer die uitdrukking op zijn gezicht, die uitdrukking van 'wat zielig voor het voetvolk'.

Mijn zoon kauwde op de grote teen tot alle vlees er af was en slechts een bot overbleef. Hij spuugde de nagel uit. 'Ik zei je toch dat je niet teleurgesteld zou worden! En dit is nog maar de grote teen!' Mijn zoon was klaar en riep 'Ik ga nog wat halen.' 'Nee, verdoe je tijd niet, er liggen nu alleen nog botten.' Ik gaf hem een flink stuk van mijn vlees en hij aarzelde niet meer doch begon er op te kauwen.

'Jij moet goed op jouw eigen mes letten, jongen. Die geeft je het recht om mensenvlees te eten' zei ik hem. Hij vroeg aan zijn moeder nog een stukje vlees....

Ik keek mijn zoon nog eens aan. Hoewel zijn vlees op was greep hij toch krachtig naar zijn eigen mes. Hij bekeek de tafelbediende eens goed en in zijn ogen kon ik lezen waar hij aan dacht.

Ik lachte in mijzelf toen ik naar het vlees op mijn bord keek. Sneed het in reepjes en kauwde er op met de voldoening en het geluk dat een vader vindt in de gelukzalige warmte van zijn gezin.

-o-

De schrijver Chart Kobchitti (ชาติ กอบจิตติ, 1954) is afgestudeerd aan het Poh Chang College of Arts and Crafts in Bangkok. Hij schreef onder meer Kham Phi Phaksa (The Judgement) en daarmee won hij de South East Asia Write Award in 1982.

Voor een inleiding op de schrijver en zijn werk zie dit artikel van Tino Kuis: https://www.thailand-blog.nl/cultuur/li ... korbjitti/ Over zijn leven en werk bij wikipedia: https://en.wikipedia.org/wiki/Chart_Korbjitti.

Bron: Selection of Short Stories & Poems by South East Asia Writers, Bangkok, 1986. Engelse titel: The personal knife. Vertaald en bewerkt door Erik Kuijpers. Zijn boek met verzamelde verhalen is van de jaren 1979 tot 1984 en dit verhaal is er een van.

Gebruikersavatar
erik-kuijpers
Volwaardig lid
Volwaardig lid
Berichten: 3375
Lid geworden op: donderdag 11 oktober 2018, 14:32
Locatie: In volgend leven: Frankrijk.

Re: Uit de Thaise literatuur

#2 Bericht door erik-kuijpers » zaterdag 09 april 2022, 06:50

Phi Hae en de liefdesbrieven; een kort verhaal van Ussiri Thammachot

Phi Hae is een jonge visser die de school niet heeft afgemaakt en lezen kan noch schrijven. Hij wordt verliefd op Nua Nim die op de middelbare school zit maar hoe vertel je haar dat als je niet eens een liefdesbrief kunt schrijven?

Hij neemt een meisje uit de buurt in vertrouwen. Zij is de verteller van dit verhaal. Maar vertrouwt hij haar ook als hij een blauwtje loopt?


Phi Hae kon niet lezen en schrijven. Hij leefde op een vissersboot. Ooit vertelde hij mij dat boeken lezen voor hem minder belangrijk was dan het 'lezen' van wolken en lucht. Dat een pen vasthouden minder belangrijk was dan de boetnaald, gemaakt van de hoorn van een karbouw, te hanteren om netten te boeten.

Hij ontvluchtte het Spaans rietje van de leraar, ontliep alle pogingen van zijn ouders en ging de blauwe oceaan op waar de golven hem riepen.

Phi Hae had scherpe gelaatstrekken en zijn huid was donker, door de zon gedroogd. Toen ik op school zat was hij al een volgroeide jongeman. Ik kende hem toen nog niet maar twee keer per dag liep hij langs mijn huis.

Mijn belangstelling voor hem groeide pas toen ik hem grote vissen zag dragen of krab, inktvis en garnalen. Gewoonlijk, als hij van zee terugkwam, had hij een katoenen band om zijn voorhoofd maar soms bond hij die om zijn middel en dan zag ik donkere krullen speels op zijn voorhoofd staan. Hij zag er voor mij uit als een filmster en ik ging meer en meer op hem letten.

Veel jonge meiden in ons vissersdorp hadden een oogje op Phi Hae en lachten naar hem of zeiden 'hallo' als hij langs kwam, maar Phi Hae liet weten dat hij daar geen tijd voor had. Hij liep op blote voeten en in een blauwe kiel naar zijn bestemming. Iedereen wist dat Phi Hae maar weinig sprak en een hardwerkend, evenwichtig man was.

Maar hij had een oogje op...

Toch was er één persoon die een grote rol in zijn leven speelde; een jonge vrouw met de naam Nua Nim. Zij hielp haar zus in een kraam op de markt met de verkoop van zoete, ijskoude gerechtjes. Phi Hae kreeg belangstelling voor haar toen ze in het laatste jaar van het vervolgonderwijs zat. Ze kon erg goed leren en in zijn leefwereld was zij een engel die hij voor zich wilde winnen.

Nua Nim was zo aantrekkelijk en had zo'n knap smoeltje dat mensen zeiden 'Phi Hae heeft geen controle meer over zichzelf. Hoe kan hij nou op haar verliefd worden? Ze is echt niet zo stom om met hem te trouwen.' Deze gemene roddel kreeg ik steeds weer te horen.

Toch wist niemand als ik het fijne over Phi Hae. Ik wist alles van zijn gevoelens voor Nua Nim want op een ochtend riep hij me en fluisterde iets in mijn oor. 'Laat niemand hiervan horen; dat is gênant.' zei hij eerlijk. Wij liepen over het strand, voorbij de kokospalmen en naar zijn boot die in het ondiepe water lag.

Phi Hae had een pen gekocht en roze briefpapier met hartjes. Ook een pak enveloppen en een boek met de titel 'Hoe schrijf ik liefdesbrieven'. Op de omslag stond een jong stel dat elkaar omarmde onder een klapperboom.

Phi Hae zei me het boek mee naar huis te nemen en grondig door te lezen opdat ik het goed zou begrijpen eer iets te schrijven. 'Jij bent nog een kind en te jong om iets van liefde te begrijpen. Misschien is het beter het aan mij voor te lezen en komen wij bij een romantische passage dan schrijven wij dat op. Oké, begin maar.'

De zon begon te schijnen en Phi Hae ging in de boot liggen. Ik begon met voorlezen. 'De dag betekent dat ik aan je denk. De maand betekent dat ik me jou herinner. Een jaar is het jaar van tranen om jou.' Phi Hae onderbrak mij. 'Hé, dat is me te moeilijk. Niet zo mierzoet.'

'Maar wil je het dan niet mierzoet?' Het ergerde me. Alles wat ik schreef vond ie verkeerd en dan moest ik opnieuw beginnen en ik kreeg kramp in mijn vingers. Steeds weer moest ik iets lezen; ik werd er hees van. 'Nou, vooruit, ga verder...'

De eerste liefdesbrief

'Mijn liefste Nua Nim...'

De brief ging weemoedig over een jongen die achtervolgd werd door verdriet en pech, die wind en regen moest trotseren, en de eenzaamheid tijdens het leven in de schaduw van de zee. Hij had zijn liefde toevertrouwd aan een jong meisje dat zo mooi was als de helderste ster. Zou zijn liefde vergeefs zijn? Kon hij zijn oprechte gevoelens wel toevertrouwen aan dit stomme stuk roze papier? Hij kon geen bloemen aanbieden maar wel zijn eerlijke en trouwe liefde, een liefde waar het meisje op kon rekenen. Zou het geluk hem toelachen? Hij hoopte dat zijn liefde niet zou verdwijnen als de branding tegen de kust. En hij ondertekende de brief met 'Phi Hae, dienaar van Nims hart.'

'Phi Hae' zei ik, 'dat lijkt me iets uit een TV soap.' 'Nee, het klinkt echt heel mooi. Zij wordt stapelgek op mij' zei Phi Hae en vouwde de brief in een envelop. Daarna trakteerde hij me op eten en snoep.

Phi Hae's hart zat stampvol liefde voor Nua Nim, maar toch sprak hij dat minder vaak uit dan de andere jongens die om haar heen drongen bij het kraampje op de markt. Iedere avond kwamen daar jonge kerels van allerlei pluimage die haar ophemelden met complimentjes. Vissers, zeelui van de marine, soldaten van de legerplaats, jonge politiemensen, ambtenaren uit de buurt en leerlingen uit haar klas. Er waren veel beren op Phi Hae's weg; het was net zo moeilijk als een ster plukken aan het firmament...

De dag nadat de brief was gepost ging Phi Hae naar Nua Nims kraampje en nam mij mee. Hij zorgde heel goed voor me want ík was toch maar diegene die zijn liefdesverklaring in woorden had vertaald en zou er antwoord komen dan moest ik dat aan hem voorlezen. Iedere keer als hij naar Nua Nim ging liep ik mee om hem aan te moedigen. Dat kon niet iedere dag want hij moest iedere dag gaan vissen.

Phi Hae praatte niet veel. Dat kon hij nu eenmaal niet en hij kon ook niet goed vleien zoals zijn rivalen. Als hij naar haar kraampje ging zat hij daar als een muurbloempje.... Ik was bang dat de liefde maar van één kant kwam en zou opdrogen als een rijstveld zonder water.

Een brief! Een brief!

Maar die avond, bij volle maan, ging Phi Hae niet naar zee. Hij nam mij mee naar het kraampje. Er waren geen klanten. Nua Nim wenkte mij te komen en gaf mij een blauwgroene envelop.

'Beste Phi Hae,

Jouw handschrift is wat slordig maar best wel grappig. Ik vraag me af, komen die woorden echt wel uit jouw hart? Als ik ze lees dan vermoed ik dat je ze ergens uit hebt overgeschreven. Doe niet zo dom, Phi Hae; die boeken heb ik allemaal al gelezen... Een kopietje maken is echt zonde van jouw tijd. Ik veroordeel je niet hoor maar ik wil eerst eens zien wat voor een type jij bent. Maar jij moet echt wel jouw eigen woorden gebruiken; haal ze niet uit een boekje.

Nua Nim.'

Ik las dit korte antwoord aan hem voor. Maar dit briefje maakte Phi Hae helemaal gek. Hij lag op zijn rug in de boot en lachte gelukkig. De oceaan en de hemel met de volle maan waren vol van geluk en dromen...

Phi Hae werkte erg hard. Zorgde goed voor zijn ouders; zij kwamen niets te kort. Als het weer het toeliet ging hij met zijn boot weg om te vissen. Toen de moesson kwam trok hij zijn boot op het strand om de enorme golven te ontlopen; hij nam dan zijn harpoen en spietste vis tussen de rotsen. En als het te koud was bleef hij niet thuis; hij trommelde vrienden op en zij sleepten hun netten langs de waterlijn.

Toch veranderde zijn leven door zijn gevoelens voor Nua Nim en hij werd wat minder actief, laatste zomer. Zijn hart dat eerst alleen maar klopte voor de vissen was er nu alleen voor het tengere meisje in die kraam. 'Heeft die jonge ambtenaar wat met Nua Nim? Ik ging vandaag niet met de boot weg om op hem te letten.' Phi Hae stopte nu vaker bij mijn huis voor een babbeltje.

Een volhouder was het! Trapte hij in glas dan verbond hij dat zelf. Had hij pijn dan gaf hij dat niet toe. Maar mocht Nua Nim hem eens negeren of aandacht besteden aan een andere jongeman dan kon hij zijn gevoelens niet onderdrukken en dan spoten zijn ogen vuur om uiting te geven aan het verdriet dat hij van binnen voelde. Het is moeilijk te geloven dat zo'n grote, sterke vent een heel klein hartje heeft dat gebroken kan worden door een slank jong meisje.

Liefdesbrieven gingen heen en weer gedurende de warme maanden. Nua Nims keurig en elegant handschrift was in zijn ogen mooi en mysterieus tegelijk. Vaak staarde hij teleurgesteld naar dat sierlijke handschrift voordat hij mij de brief gaf zodat ik hem voor kon lezen. Hij vond het maar lastig dat hij zijn oprechte gevoelens eerst aan mij moest vertellen.

Het boek over liefdesbrieven had hij in de oceaan gegooid en nu zei hij mij wat hij werkelijk voelde en ik schreef dat woordelijk neer en las het hem voor. Kwam er een antwoord van Nua Nim dan moest ik dat keer op keer aan hem voorlezen.

Iedere keer als er antwoord kwam van Nua Nim was hij zowel opgetogen als geërgerd. Begon te praten over een opleiding en had er spijt van dat hij van school was weggelopen. Hij voelde zich dom nu hij haar brieven niet kon lezen; hij kon er slechts in trance naar kijken. 'Het is stom dat ik niet lang genoeg op school heb gezeten om lezen en schrijven te leren. Dan hoefde ik jou niet lastig te vallen.' 'Weet Nua Nim dat jij niet kunt lezen?' 'Weet ik niet. Maar ze zegt wel dat mijn handschrift grappig is.'

Hun liefde werd dieper en dieper en Phi Hae bleef brieven schrijven. Maar nadat ze elkaar hadden ontmoet kwamen er minder en minder brieven en aan het einde van de zomer werd ik niet meer gevraagd om zijn boodschap over te brengen. Ik trok me terug uit het cirkeltje rond de kraam. Phi Hae wist mij te vertellen dat Nua Nim slaagde voor haar examens en dat zij niet zou gaan studeren in Bangkok maar zij bleef in het dorp werken om een oogje op hem te houden en zich 'voor te bereiden op' als Phi Hae kon bewijzen dat zijn liefde oprecht was.

En weer een brief...

Ik hoorde de motor van een boot die afmeerde. Phi Hae rende op mij af en hij keek bezorgd. 'Ik heb een brief van Nim om te lezen. Ze gaf hem gisteravond maar jij sliep al dus ik nam hem mee naar de boot' zei hij hijgend. Hij was kletsnat en zijn ogen waren bloeddoorlopen alsof hij de hele nacht in de regen had gezeten.

'Ik weet niet wat er mis is met Nim deze dagen. Ze zegt dat ze naar Bangkok gaat om te studeren maar meer wil ze niet vertellen. Ze gedraagt zich vreemd. Help me alsjeblieft en vertel me wat ze schrijft.' Het hart zonk me in de schoenen. Vraag me niet waarom. Wij liepen over het strand, voorbij de kokospalmen en naar zijn boot die in het ondiepe water lag. Net als die eerste keer van ons contact. Phi Hae pakte de brief uit een metalen doos. Zijn hand trilde. Ook mijn hand toen ik de enveloppe opende. Ik was verbluft.

'Beste Phi Hae....' Hij keek me vragend aan. 'Beste. Niet mijn liefste' zei ik. 'B-e-s-t-e.'

De brief vertelde van een jong meisje dat kennis maakte met de liefde die een jongeman voor haar had. Maar daarna had ze ontdekt dat haar gevoelens voor hem gevoelens van medelijden waren, meer niet. Zij had nooit de gevoelens voor hem die hij voor haar had. Maar ze durfde het hem niet te vertellen. Daar had ze de moed niet voor. Doch vandaag wilde ze hem dat wel gaan vertellen. Daar had ze heel lang over zitten denken. Stop alsjeblieft, ben mijn vrijer niet meer, maar zie me gewoon als een jongere zus. Ze hoopte dat hij zou begrijpen dat ze in hun vorig leven geen basis hiervoor hadden gelegd. Tenslotte kwam haar opleiding aan de orde; haar familie wilde dat ze in Bangkok haar studies zou afmaken.

De brief eindigde met 'Ik heb nog veel tijd voor mijn leven. Phi Hae, jij bent vast niet zo egoïstisch dat je mij in huis wilt laten zitten. Ik hoop dat je me geluk wenst met mijn toekomst.' De brief was ondertekend met Nua Nim, zusje van Phi Hae.

Je liegt! Potverdrie, je liegt!

Ik keek naar Phi Hae. Zijn gezicht was zo bleek als de vis in de boot. Zijn bloeddoorlopen ogen vlamden zo op dat ik wilde vluchten. 'Leugenaar! schreeuwde hij naar me.''Je liegt tegen mij. Je hebt niet precies voorgelezen wat ze heeft geschreven. Zeg dat je me te pakken hebt genomen. Je liegt!'

Phi Hae kwam op me af en schudde me door elkaar. 'Phi Hae, ben je gek geworden?' schreeuwde ik terug. 'Kijk! Lees het dan zelf! Er staat s-t-o-p. Ze wil dat je stopt.' Ik werd des duivels. Hij trok de brief uit mijn handen en keek er verward naar. Keek naar mij en dan weer naar de brief. En hij bleef maar roepen 'Leugenaar, je liegt tegen me!'

'Hé, geef mij die brief eens.' Hij gaf me de brief terug. Voor ik het besefte greep Phi Hae me bij de schouder en gooide mij met brief en al de boot uit. Ik stond tot mijn middel in de oceaan en spuugde het zoute water uit. De brief dreef weg op de golven. Phi Hae stond verdoofd in de boot als een halvegare. Het ging weer regenen. Mijn hart deed pijn en ik huilde van verdriet.

Alles leek verdrietig en eenzaam daar in dat gordijn van regen op de oceaan. Phi Hae stortte in en lag als een hoopje ellende in zijn boot. Was zijn gezicht nat van de regen of van tranen? Wie het weet mag het zeggen.

-o-

Een inleiding op de schrijver en zijn werk; zie: https://www.thailand-blog.nl/cultuur/sc ... -waterweg/

Bron: Selection of Short Stories & Poems by South East Asia Writers, Bangkok, 1986. Engelse titel: Phi Hae and the love letters. Vertaald en bewerkt (ingekort) door Erik Kuijpers.

Gebruikersavatar
erik-kuijpers
Volwaardig lid
Volwaardig lid
Berichten: 3375
Lid geworden op: donderdag 11 oktober 2018, 14:32
Locatie: In volgend leven: Frankrijk.

Re: Uit de Thaise literatuur

#3 Bericht door erik-kuijpers » dinsdag 26 april 2022, 22:07

De laterietweg met een dolle hond; een kort verhaal van Ussiri Thammachot

Twee mannen verliezen de controle over hun leven. Een hitsige man die niets meer paraat krijgt bij zijn jongere vrouw valt daardoor in een diep gat. De ander is een alcoholist die via zijn zoon aan geld wil komen voor zijn drupje en kwijlend als een hondsdolle hond door het leven gaat.

De verzengende hitte van de zon verschroeit de smalle kleiweg die naar het dorp loopt. De struiken langs de weg hangen slap in de hitte; hun bladeren zijn zo zwaar van het rode stof dat ze niet bewegen in de wind. De zon klimt hoog aan de onbewolkte hemel. Zijn hete stralen geselen de laterietweg waar op deze zomerse namiddag geen mens of dier te zien is.

Verderop, waar de weg van een kleine heuvel omlaag loopt, beweegt iets. Als je goed kijkt zie je dat het een dier is met vier poten dat naar het dorp loopt. Het is een donkerbruine hond, een gratenpakhuis en ónder het rode, droge stof. Een onzichtbare kracht maakt het dier doodsbang want het loopt met een vaste snelheid en het lijkt niet moe te worden. De ogen staan wijd open en zijn leeg; ze staren als de ogen van een doelloos en doodongelukkig mens.

In een huisje langs de kleiweg, zo'n eenvoudig en niet afgewerkt huisje zoals dorpelingen hebben, kijkt een magere oude man woest naar zijn jonge vrouw. Op zijn hoofd meer grijs dan zwart piekhaar. Het staat toevallig rechtop en pakt het beetje zonlicht op dat binnenvalt door de spleten in de bamboemuren. Zijn meelijwekkend geraamte is nauwelijks groter dan de geruite sarong die hij gewoonlijk in huis draagt.

Heeft zij een andere vent? Zijn argwaan neemt toe als hij naar zijn jonge vrouw kijkt die rechtop in bed zit. Hoewel zij hem twee kinderen schonk kan hij zijn jaloezie niet in bedwang houden. Immers, geen vent in het dorp zou haar weelderig lijf weigeren als hem dat werd aangeboden. Misschien deed ze dat wel? De laatste tijd had ze nooit zin als hij wilde vrijen.

'Wat is er aan de hand? De kinderen zijn niet thuis.' zegt hij en probeert de boosheid in zijn stem te verbergen. 'Ik heb er genoeg van. Het duurt zo lang bij jou.' en ze begint de luiken open te zetten. 'Wat verwacht je dan? Ik ben geen jongeman meer. En laat die luiken dicht!' zegt hij dreigend.

'Doe dan als een oude man! werpt ze hem tegen. 'Waarom wil jij het overdag? Het is verrekte heet!' 'Hallo effe' schreeuwt hij haar toe. 'Het is niet altijd zo geweest! Met wie heb jij liggen rampetampen zodat je nu genoeg van mij hebt? Ik vermoord je als ik je betrap!'

Hij prikt met zijn vinger tegen haar gezicht en springt om haar heen in een aanval van razernij. 'Je bent gek! De seks heeft jou gek gemaakt!' schreeuwt ze en zet zich schrap als hij haar aanvalt. Een harde duw tegen zijn knokige borst laat hem wankelen. Maar dan slaat hij op haar mond met de rug van zijn hand. De klap is zo hard dat ze terugvalt op bed. Ze voelt aan haar bloedende lippen terwijl hij dreigend over haar heen staat.

'Dit kan je wel, hè? Toch?' spot ze naar hem toe. Haar volle borsten steken vooruit onder de phanung die ze draagt. Als ze kijkt naar zijn lompe en graatmagere lijf denkt ze aan die dag, lang geleden, toen ze voor hém ging, en haar vaders huis verliet om met hem te gaan wonen in zijn huisje aan de laterietweg. Hij was knap en zo sterk als een olifant. Zijn bedwerk was krachtig, en toch zachtjes; zo zacht als een streling van de wind en zo bikkelhard als een rotsblok.

Maar zijn bedwerk is niet veel meer...

Het is allemaal verzwakt in de jaren daarna. Zijn seksleven heeft langer geduurd dan het hare - veel langer. Het bedwerk is nu uitgewoond en afgetobd; hij heeft er geen controle meer over. Hij is een andere man geworden; ziekelijk, vol hebzucht en jaloezie. Deze toestand is voor haar een kwelling en ondraaglijk. 'Jij bent gek geworden' zegt ze verbitterd. 'Jazeker; gek! Jij ontrouw kreng!' schreeuwt hij, en zijn handen grijpen naar haar keel.

Ze gooit zich tegen hem aan met een zo onverwachte kracht dat het hem tegen de bamboemuur kwakt. Ze hoort hem vloeken en tieren terwijl zij de deur uit vlucht. De jonge vrouw rent naar de laterietweg; met één hand houdt ze de knoop van de phanung vast boven haar borst, en met de andere hand trekt zij hem boven haar knieën. Ze kijkt om en ziet dat hij vlak achter haar loopt. Ze wil net de weg oversteken naar het rijstveld aan de overkant als ze hem in paniek hoort schreeuwen.

'Dolle hond! Stop, stop! Steek de weg niet over! Die hond heeft rabiës!' Ze stopt en voelt haar benen loodzwaar worden. Moet in het rode stof gaan zitten langs de weg. De dodelijk magere hond, onder het rode stof, loopt voor haar langs. Het dier kijkt haar aan met holle ogen, gromt, en loopt rechtdoor over de lege weg met dezelfde snelheid. De staart hangt stijf tussen de achterpoten.

Ze zit als een hoopje ellende op de grond en snikt van angst en boosheid. 'Die hond heeft rabiës!' Hij staat achter haar. 'Gelukkig heeft ie jou niet gebeten.' Nog steeds buiten adem raakt hij haar blote schouder aan en zegt langzaam 'Als het jou had gebeten dan zou je sterven net als Phan vorig jaar. Weet je nog hoe hij jammerde en huilde als een hond voor hij stierf? Kom, we gaan naar huis, ik ben niet boos meer.'

Op het bed, in het zwakke licht van het huis met gesloten luiken, zwoegt de oudere man op het lichaam van zijn vrouw. Keer op keer probeert hij de viriliteit van zijn jeugd terug te krijgen. Het begint voor hem te lijken op het beklimmen van een steile heuvel met pijnlijke benen die niet meer willen. De jonge vrouw laat hem maar bewegen zonder dat ze enige verwachting koestert. Ze weet dat het vergeefs is als er geen wonder gebeurt. In dat beetje licht dat het huis binnendringt ziet ze het zweet op zijn gerimpelde gezicht. Hun ademhaling, die van hem en van haar, klinkt luider dan de wind buiten.

Ze kijkt in zijn ogen. Die staren doelloos, leeg maar vol pijn - zoals de ogen van de dolle hond. Zij denkt aan de hond die haar voorbij rende op de laterietweg.

De alcoholist

De magere hond, onder het stof, loopt over de weg naar het dorp. De zon staat nu boven de bergen en de hitte is wat minder geworden. De hond loopt langs grasvelden en langs struiken waarvan de takken omlaag hangen door de dikke laag rode stof van het lateriet. Loopt nu langzamer en passeert huizen langs de weg en schuren die verlamd lijken in de drukkende hitte van een zomerse namiddag. De hond jankt van de pijn; de ademhaling is hoorbaar. Plakkerig slijm druipt uit de stijve kaken.

De kleine jongen ziet zijn vader nerveus de planken afzoeken en vraagt daarna 'Waar zoek je naar?' De vader draait zich direct om. 'Zoek je de centen van ma? Die liggen daar niet' zegt de jongen. 'Hoe weet jij dat nou? Heeft ze alles meegenomen?' vraagt de vader die verder gaat met het snelle doorzoeken. De jongen lacht en krijgt er lol in.

'Nee, ze heeft het ergens neergelegd. Ze zegt dat jij het anders van de plank neemt om drank te kopen.' 'Ja ja, dat weet je dus!' Vader buigt zich naar zijn zoon en lacht lief naar hem. 'Vooruit, vertel me waar ze het heeft gelegd.' De jongen kijkt naar zijn vader wiens adem naar alcohol stinkt en schudt zijn hoofd als antwoord op zijn smekende ogen.

'Kom op nou, als jouw moeder thuis komt geeft ze me het toch wel. Vertel me waar het ligt.' 'Nee!' 'Je bent een stijfkop, net als je moeder.' Vader draait zich nerveus om, niet wetend waar hij verder moet zoeken. Dan valt zijn oog op een oude foto tegen de muur. De foto zit in een ouwe gele lijst en heeft heel lang niets voor hem betekend. Maar nu bekijkt hij de foto eens beter.

Het is een foto van hem en zijn vrouw als ze staan voor een studio-achtergrond: een heldere, blauwe zee met een zeilboot en bergen op de achtergrond. Geschilderde palmbomen vol kokosnoten. Hij kijkt er naar en lacht in zichzelf: het pas getrouwde stelletje en hun droom! Een kartonnen muur met zee, zeilboot en klapperbomen. Hun dromen eens een wit strand te zien en een wilde zee, of de lucht in te ademen aan een oneindige rivier, of te genieten van andere mensen die lachen en spelen...

Even lacht hij in zijn somber bestaan. Wat waren we toen gek! Nu weten wij dat we nooit de zee zullen zien, nog niet in tien volgende levens.... Hij wordt ineens straalmisselijk. Loopt naar die foto maar de oplettende jongen is sneller. Hij springt naar voren en trekt een witte envelop achter de lijst vandaan.

'Hé, laat eens zien hoeveel er in zit' schreeuwt de getarte vader. 'Dat zijn jouw zaken toch niet?' 'Ik moet er van moeder op letten!' 'Ik neem niet alles, alleen wat voor een borreltje. Je krijgt het direct weer terug.' 'Nee!' en de jongen stapt opzij naar de deur. 'Je krijgt op je lazer als je het niet aan mij geeft' gaat hij tekeer en probeert de deur te blokkeren met zijn arm. Hij is in gedachten al bij de smaak van zijn borrel. Maar de jongen schiet naar buiten met vader op zijn hielen.

Het dorp is al dichtbij daar aan de laterietweg. Het kind schiet de weg op recht voor de magere hond die onder het rode stof zit en naar het dorp loopt. De zoon schenkt geen aandacht aan het gegrom van de hond en loopt hard door. Hij hoort ook niet de verbeten uitroep van zijn vader. 'Hé, stop! Die hond is dol!' De jongen kijkt niet eens om.

De vader slaakt een zucht van opluchting als zijn zoon veilig voorbij die hond komt. Hij herinnert zich de hartverscheurende dood van Phan, zijn buurman, die hij zag sterven na de beet van een dolle hond. Hij krijgt kippenvel van angst en afschuw. Dolle honden! Akelige, gevaarlijke beesten die iedereen moet vermijden. Daar loopt die hond; hij ademt moeilijk en jankt. Vet slijm druipt uit zijn stijve bek.

Hij wordt weer misselijk, golf na golf komt in zijn keel. Het is het verlangen naar de heldere borrel dat al het andere uit zijn hoofd bant. De jongen is al voorbij de rijstvelden. Hij holt achter hem aan, vloekend van boosheid. Maar dit rennen over een ruwe, verschroeide weg samen met zijn alcoholverslaving en zijn verlangen naar dat witte drupje doet bij hem de kaken verstijven.

Als hij zijn zoon achterna loopt voor het geld druipt het slijm uit zijn mond en hangt zijn gezwollen tong naar buiten. Zijn ademhaling wordt luider en luider en hij gaat zware, dierlijke geluiden uitstoten - net als het beest dat inmiddels uit zicht is.

De zon zakt nu lager en lager en is niet meer zichtbaar achter de bergen. De laatste koperen stralen vullen de lucht naar het westen. De laterietweg door het dorp lijkt donker tegen de gloed van de zonsondergang.

Op dit late uur loopt de magere bruine hond bedekt met droge, rode stof over de laterietweg in het dorp. En valt. Dood. Rode stof plakt aan het slijm uit zijn bek, het lijk wordt stijf, de ogen zijn open en de gezwollen tong zit tussen de kaken.

De zon zakt achter de bergen. De koperen kleur aan de hemel verdwijnt. Alle zichtbare dingen worden schaduwen in de schemering. Honden, mensen en de laterietweg – ze lossen tenslotte op in de nacht.

-o-

Bron: The South East Asia Write Anthology of Thai Short Stories and Poems. Een bloemlezing uit bekroonde korte verhalen en gedichten. Silkworm Books, Thailand.

Van dit verhaal is de Engelse titel 'On the route of the rabid dog'. Vertaald en bewerkt door Erik Kuijpers. Over de auteur, zie de toelichting door Tino Kuis in: https://www.thailand-blog.nl/cultuur/sc ... -waterweg/
Van deze auteur zijn voorts in dat blog opgenomen: 'Een dodelijk duel voor de landheer' en 'Phi Hae en de liefdesbrieven'.

Gebruikersavatar
erik-kuijpers
Volwaardig lid
Volwaardig lid
Berichten: 3375
Lid geworden op: donderdag 11 oktober 2018, 14:32
Locatie: In volgend leven: Frankrijk.

Re: Uit de Thaise literatuur

#4 Bericht door erik-kuijpers » maandag 02 mei 2022, 06:41

Moeder! Een kort verhaal van Anchan

Nui's moeder is een paar dagen terug overleden. Het meisje mist haar moeder en raakt in shock, krijgt nachtmerries en communiceert niet meer. Huisarts en oma weten zich geen raad.

Dit verhaal vertelt van de dromen waarin ze haar moeder ontmoet in vreemde omstandigheden. Een monoloog waarin Nui haar overleden moeder toespreekt.


Moeder stierf twee nachten geleden.

In het halfhoge gordijn aan het raamkozijn zit een gat dat ik er maakte. Het is geborduurd met daarop een gebreid konijntje dat naar de maan kijkt en dat wij samen kochten op de Phahurat markt in Bangkok. Ik hoor je nog dreigen mij een mep te geven als ik dat nog eens doe.

Weet je wat, mammie? Ik heb het weer gedaan. Raad eens waar jouw krulspelden zijn? Ik heb ze gepakt en gedaan alsof ze de wielen waren van een stoomwals. Daarna liet ik ze liggen onder de mangoboom, en daar zijn ze nat geregend.

Ik herinner me hoe je mij knuffelde en wiegde op de maat van jouw zelfgemaakt liedje. Je vond het prachtig toen je mij dat voor het eerst hoorde zingen en toen je mij er op zag dansen schudde jij van het lachen. Maar toen jouw vingers de tuinaarde voelden die ik op mijn hoofd had gestrooid, toen werd je boos. Je riep dat je nog nooit een kind had gezien dat zo stout was als ik. Toen ik stopte met zingen en ging janken zei je dat je me zou slaan als ik niet stopte met huilen. En ik moest van jou gaan douchen.

Na de douche sloop ik de wc in met een blad van de broodboom om mijn billen af te vegen. Jij was het die me zei dat ik nu een grote meid ben en moet leren mijn eigen kont te wassen. Je voelde dat er iets niet klopte en kwam kijken. Je kon je lachen niet houden toen je mijn gat waste.

Ben je er al achter dat ík de jonge jackfruits heb gepakt? Ik pak ze iedere keer als ik bladeren pluk. Maar ik gaf de schuld aan de vleermuizen; jij geloofde me en werd boos op ze... Ik was het, mams, ik was weer eens stout.

Vannacht lig ik helemaal alleen in het grote bed, met mijn ogen wijd open. Ik lig precies op de plek waar jij sliep; met mijn hoofd op jouw kussen. Ik huil niet. Jij bent zo bijzonder voor mij; te bijzonder om voor te huilen en zo verzacht ik de pijn.

Huisarts Lek

Iedereen is naar de tempel om bij jou te zijn. Iedereen behalve oma en de mensen die hier blijven. Want dokter Lek zei dat ze mij in de gaten moeten houden. Oma houdt net zo veel van me als jij maar zij weet niets van de geheimpjes die ik verstopt heb in de gaten en spleten in huis. Nee, ook niets van de kostbare schatten die piraten hebben verstopt achter de keuken, en niets van Doraemons verstopplekje bij de kast. Doraemon, de slimme robocat die uit mijn stripboek stapt om verstoppertje met mij te spelen.

Maar het grootste geheimpje zit verstopt in jouw rotan handtas onder het bed. Je bewaakte die overdreven goed maar zelfs jij kon mij niet bedwingen. Ik moest onder het bed kruipen om het te pakken en er zaten foto's in van een knappe man. Dit is het enige geheimpje waar ik je nooit over heb durven vragen hoewel ik vaak gehuild heb en jou gesmeekt om een vader voor me te kopen in plaats van de teddybeer.

Het licht van de maan wordt gefilterd door de gaten in het gordijn en dat geeft dansende schaduwen op de spiegel. Jij hield meer dan wie ook van zingen en dansen op ieder moment van de dag. Soms trof ik je dansend aan, helemaal alleen voor de spiegel. Maar als jij me zag dan stopte je, verlegen, en lachte.

Maar vannacht heb ik alleen maar schaduwen. Mijn hart zit verstopt en slaat af en toe over. Het halfhoge gordijn hangt stil. Koele wind zweeft naar binnen en het gordijn beweegt. Heldere stralen van de maan komen de kamer in en de schaduwen komen tot leven, en het voelt alsof je nu naast mij danst. Dit gevoel wordt sterker en ik wacht tot je me knuffelt en laat huilen in jouw schoot. Ik begin bang te snikken maar hou mijn tranen binnen tot jij terugkomt. Dan huil ik alles naar buiten om jou je rot te laten voelen omdat je me liet wachten.

Klik!

Het geluid van de schakelaar. De kamer staat vol licht; de schaduwen zijn weg. Ik stop met huilen en draai mijn gezicht naar de muur. Oma komt me weer controleren. 'Nui! Nui liefje, ik heb rijstsoep met vlees voor je. Kom op, snel!' Ik draai me van de soepkom af; wil niet eens praten, laat staan eten. Dus ik schud met mijn hoofd en probeer aan oma's hand te ontkomen maar zo snel geeft zij niet op. 'Kom op, ik ga je voeren. Open je mond, liefje...'

Zij is het die huilt terwijl ze vrolijk binnenkwam. Ik neem een paar lepels soep om van haar af te zijn en ik zie dat ik haar daarmee blij maak. Dan loopt ze naar het raam en schuift het gordijn weg waardoor frisse wind de hete kamer in komt. Ze neemt de soep mee naar de keuken en ik ben weer alleen.

Ik lig weer in het donker. Alleen mijn ogen bewegen en volgen de schaduwen van de takken van de magnolia. Schaduwen die bewegen in de spiegel. De geur van de magnoliabloemen vult mijn kamer maar daar was ik me niet van bewust. Die spiegel, daar draait alles om.

Ach, mama. Wat moet ik doen om jou weer te zien? Ik beloof dat ik nooit meer een gat in het gordijn zal maken. Nooit meer zal spelen met jouw krulspelden. Nooit meer jonge vruchten zal plukken. En het nooit zal hebben over de foto's waar jij van hebt gehouden. Mama kom bij me terug. Alsjeblieft mama!

Mijn oogleden worden zwaar. Het donker er achter wordt zo intens dat ik ze snel weer open doe. Mijn hart klopt hoorbaar maar het kalmeert als ik de schaduwen gezellig zie bewegen op de vloer. Ik heb vaak nachtmerries en jij weet dat, mama. Vaak werd ik huilend wakker omdat ik bang was van de boze geesten in mijn ogen. Dan draaide jij je om om mij te knuffelen en te kussen tot ik weer sliep. Jij vertelde me dat ik niet bang hoefde te zijn als jij er was en dan draaide ik me weer om en sloot mijn ogen.

Een nachtmerrie

Ik zat helemaal alleen op boomwortels en schepte zand. Wist niet waar jij heen was. Zat naast de reusachtige stam van een oeroude boom, zo oud dat zijn bast grof was en ruw. De knoestige takken liepen tot boven de enorme afgrond die steil omlaag liep. De boom stond helemaal alleen op de rand van die rotswand.

Stak mijn nek uit om naar beneden te kijken en ik zag heel ver de zee en een strook zand langs de rotswand. Ik dwong mijzelf te geloven dat dit was zoals die keren dat ik speelde op het strand van Cha-Am maar iets vertelde me dat dit anders was. De zee was niet indigoblauw maar diep zwart en ondoorgrondelijk, onbeweeglijk, geen spoor van golven. Het hele tafereel was dodelijk stil; ademloos.

Ik werd zo bang van deze plek dat ik stopte met scheppen en haastig in de boom klom. Als ik naar de top zou klimmen vond ik vast wel een veilig plekje tussen zijn groene armen. Maar zodra mijn handen de tak pakten die boven de kloof hing schudde de boom hevig alsof hij zichzelf ontwortelde. Ineens begon de zee te kreunen alsof de zeebodem was losgewrikt. Er was een gapend gat ontstaan dat het water opzoog met zo'n kracht dat alle water weg was en ik alleen nog grind zag op de bodem.

Toen werd het me duidelijk dat de boom een toegangsdeur was die eerst dicht zat. Zijn wortels zaten heel diep tot in de zeebodem en verhinderden iets te ontsnappen, iets dat daar zat. Door die tak aan te raken had ik een trilling veroorzaakt die doorliep naar de wortels die die deur dicht hielden. De kracht was zo sterk dat de zeebodem openbarstte tot een diepe wond in de aarde.

Ik pakte de tak met twee handen terwijl mijn lijf boven de afgrond zweefde. Keek omlaag en zag een monster naar mij kijken vanuit de diepte. Hij lachte en zijn handen kwamen hoger en hoger om mij te pakken. Ik schreeuwde en spartelde in de lucht, bang dat hij met zijn handen bij mij kon. Zou dat gebeuren dan werd ik nooit meer wakker.

In die droom probeerde ik mijn ogen te openen maar dat ging niet. En toen zag ik jou, mama. Daar was jij met een ladder. Jij zette de ladder tegen de boom en verplaatste de treden alsof je wist welke plekken je niet mocht aanraken. Zag ook mijn bruine teddybeer Teddy die het gestippelde rode lint van zijn nek haalde en de ladder aan de boom bond. Ik zag de handen van de engerd verder en verder van mij weggaan.

Jij droogde mijn tranen en gaf me aan Teddy die mij op de grond liet zitten. Jij had een toverzwaard gemaakt van vlakgom en met al jouw kracht houwde jij het monster kapot. Waar je hem raakte verdween dat lichaamsdeel. Ik hoorde het water klokken en zag zeewater uit het gat komen om de zee aan te vullen. Op jouw schouders nam je me mee naar het strand beneden.

Toen pakte je een doos krijtjes uit jouw tas en we kleurden de zee blauw. Teddy blies zijn wangen vol en blies de zee plat tot kleine golfjes. Golfjes waar jij en ik in gingen poedelen. Voordat we weg gingen kleurden we de kale boom in het helderste rood, geel en groen. Ik herinner mij de schoonheid daarvan.

Toen ik wakker werd de volgende morgen en jou vroeg naar die nacht kreeg ik een standje; jij noemde het een onzinnige droom. Maar in jouw ogen zag ik dat het waar was. Toen we weer naar bed gingen vertelde je een geheimpje dat zelfs oma niet kent. Jij zei dat, zelfs als de hemel ons zou scheiden, de liefde tussen moeder en kind die afstand zal overbruggen en ons weer samen brengt. Je gaf me de doos krijtjes en streek over mijn wang tot ik slaperig werd. En hoe vaak ik me ook omdraaide, steeds suste jouw parfum mij in slaap.

Maar nu moet ik sterk zijn en mijn ogen sluiten, helemaal alleen in bed. Ik zie diepe duisternis achter mijn gesloten oogleden. Die duisternis verdwijnt langzaam zoals water, dat druppelt op een net zwart geverfd oppervlak, langzaam grijs wordt. Ik vind, als eenzaamheid of angst een kleur was, dat dit grijs zou zijn.

Direct zie ik dat monster op me af komen, zijn bek verkrampt in een stille lach. Dat maakt het allemaal nog erger. Een van zijn ogen komt los en hangt bij zijn kaken. Voor ik een kik kan zeggen komt ook oog nummer twee los en vormt een gezicht van onvoorstelbare lelijkheid. Hoewel mijn ogen dicht zijn ben ik toch wakker dus wat ik zie is geen verzinsel.

Het is voor mij teruggekomen, da's wel duidelijk. Het is er achter gekomen dat ik alleen ben zonder jou. Ik open mijn ogen want weet dat ie alleen verder kan komen als mijn ogen dicht zijn. De frisse wind valt weg en de insecten buiten zwijgen. De geur van de magnolia neemt af en de maan kruipt achter een wolk. Maar de vuurvliegjes nemen in aantal toe en glinsteren in het bladerdak in de tuin. Hoe meer ik kijk, hoe meer ze lijken op boze geesten die eindeloos op wacht staan.

Ik roep om oma maar er komt geen geluid uit mij. Oma, die mij altijd komt controleren. Waar is ze nu? Als het monster kop en lijf weer aan elkaar kan zetten hoe moet oma daar dan mee leven? Uren gaan voorbij en ik word slaperig.

De maan komt langzaam weer tevoorschijn. De wind is er en de schaduwen van de magnolia komen terug op de vloer; ze klimmen langzaam naar mijn bed en dansen. Ik zie zonnestralen. Denk aan mijn doos krijtjes. Pak zachtroze en ik begin jou te tekenen. Een race tegen de klok.

De engerd heeft zichzelf weer opgebouwd en wil mijn krijtje pakken. Ben nog niet klaar met jouw handen die mij kunnen vasthouden en veilig wegduwen. Dan begin jij ons liedje te zingen en jij knikt naar me terwijl je de muzieknoten ordent die uit jouw mond komen. De muzieknoten vormen rijen soldaten met jou als generaal. Ontelbare noten vormen een ketting die het monster gaat vastbinden en hem helemaal bedekken. Iedere noot doet mee met jouw lied en dat weergalmt in de kamer.

Als de muziek afneemt stop ik met huilen en zie ik twee pingpongballen waar eerst de ogen van het monster waren. Waar zijn armen waren zie ik twee penselen die ik je had gevraagd. Ik zoek mijn krijtje en haast me jouw hand af te tekenen zodat de tekening compleet is. Ik huil alle ingehouden tranen naar buiten zodra ik me veilig voel in jouw omarming.

We omhelzen elkaar en dan vertel je mij jouw laatste geheimpje. Je zegt, dat wanneer ik jou wil zien, dat ik je zal vinden in de woorden en in het ritme van de liedjes die ik zing. In het ABC dat ik schrijf, in de tekeningetjes die ik maak, en in de klei als ik boetseer. Je zegt dat je steeds bij me bent, in mijn kleine maar onmetelijk fantasierijke hartje.

Klik!

Het licht is aan; de kamer baadt in licht. Doe mijn ogen open en zie dat oma het muskietennet opendoet om naar mij te kijken.
'Oma! Mag ik een Ovomaltine?' Ik schuif naar haar toe en ze houdt me stevig vast, haar tranen vallen op mijn wangen en ze blijft maar roepen: 'Nit! Nit! Nui heeft iets gezegd! Bel dokter Lek en zeg hem dat Nui weer praat!'

De geur van haar parfum zweeft om haar heen en verdringt de geur van de magnolia. Ik druk me zachtjes tegen haar aan en in een paar tellen ben ik diep in slaap, mijn wangen nat van haar tranen.

-o-

Bron: The South East Asia Write Anthology of Thai Short Stories and Poems. Een bloemlezing uit bekroonde verhalen en gedichten. Silkworm Books. De Engelse titel is 'Mother!' Vertaald en bewerkt: Erik Kuijpers. De tekst is ingekort. De auteur is Anchan, mw Anchalee Vivatanachai (1952).

Gebruikersavatar
erik-kuijpers
Volwaardig lid
Volwaardig lid
Berichten: 3375
Lid geworden op: donderdag 11 oktober 2018, 14:32
Locatie: In volgend leven: Frankrijk.

Re: Uit de Thaise literatuur

#5 Bericht door erik-kuijpers » donderdag 05 mei 2022, 14:03

Mensen op de brug; een kort verhaal van Phaithun Thanya

Twee hoeders van waterbuffel-vechtstieren willen tegelijk een smalle hangbrug over en zijn niet bereid een stap terug te doen. Na een compromis weigeren de stieren mee te werken en daar komt ellende van...

'Wat een mooie ochtend!' dacht de jonge stierenhoeder toen hij tegen zonsopgang de stal verliet met een rode karbouwstier. Hij liet hem tien kilometer afwisselend rennen en gewoon lopen.

Hij genoot ervan de stier te zien draven, de spieren te zien bewegen als teken van kracht. Zoals een bokser die klaar is zijn tegenstander op zijn gezicht te meppen en te verslaan in de ring. En omdat dit zijn taak was miste hij zelden een dag.

Iedere morgen liep hij met deze vechtstier (*). Het was een serieuze training. De inzet was 300.000 baht en dat was hoog zat voor zijn eigenaar om voor de allerbeste training te zorgen. Hij was eigenlijk alleen maar hoeder en kreeg nooit meer dan zijn dagloon. Op zijn hoogst mocht hij meedoen aan een feestmaaltijd om de winst te vieren maar alleen als de stier onder zijn beheer had gewonnen.

De stierenhoeder liep stevig door. Hij porde de stier niet meer op om te rennen want hij had genoeg getraind deze morgen. Hij moest nog een rondje maken over het zandstrand om de gewrichten van het dier sterker te maken. En hijzelf zou er ook sterker van worden; hij kon nu 20 tot 30 kilometer hardlopen.

Op marktdagen nam hij de stier mee om hem te laten wennen aan een massa mensen. Dan zou hij niet schrikken tijdens het gevecht. Stieren willen in een vreemde omgeving wel eens bang worden en wegrennen als ze de kreten horen van het publiek rond de arena. Dus het rondje over de markt deed de hoeder bijna iedere morgen. Dan werd hij trots en blij als iedereen hem en de stier aankeek; hij voelde zich dan de echte eigenaar van het dier. De stierenhoeder liep op zijn gemak achteraan en liet de stier voorop kuieren. Hij zou weer voorop gaan lopen bij de brug.

De knuppelbrug

Het zandstrand was aan de overkant van de rivier. Hij moest het dier over een smalle brug leiden waarop maar één stier tegelijk kon passeren. Eigenlijk zou niemand een stier over deze brug leiden want het was geen gewone brug maar een wiebelende knuppelbrug aan kabels en met houten planken, met aan weerszijden kabels om je aan vast te houden.

Als iemand overstak slingerde de brug gevaarlijk, laat staan wanneer daar een stier loopt. Iemand die dat niet gewend is zou gaan kruipen! Maar zijn vechtstier deed dat heel netjes. Het was een bijzondere prestatie die geen enkele andere stierenhoeder kon uitvoeren, vond hij zelf.

Hij liep achteruit over de brug en leidde de stier. De brug begon te slingeren toen man en dier er op stapten en het verbaasde hem dat de brug meer slingerde dan anders. Op dat moment snoof zijn karbouw en spitste de oren: hij had een tegenstander gezien! De hoeder hoorde achter zich een andere waterbuffel snuiven. Hij keek wantrouwig om en was verrast toen hij nog iemand een buffel over de smalle brug zag leiden. Ook een vechtstier.

Twee mensen keken elkaar aan in het midden van de brug. De stieren begonnen elkaar uit te dagen. De brug slingerde enorm toen de dieren elkaar naderden Elk dier wilde vooruit door de hoeder heen. Ze naderden elkaar tot op 6 à 7 meter.

De eerste hoeder was buitengewoon geïrriteerd. Kon zich niet voorstellen dat iemand hem uit zou dagen. Het leek wel een belediging en die nam hij niet licht op. 'Donder op met die stier van je' riep hij en hield met een hand zijn stier tegen. 'Donder jij maar op' antwoordde de tweede hoeder die niet bang was. Zijn stier was melkwit met hoorns scherp als doornen.

'Jij gaat achteruit' zei de hoeder van de rode stier. 'Wij waren eerder op de brug. Jij kwam daarna dus jij gaat er het eerst af.' 'Wie zei dat ik na jou kwam? Jij liep achteruit, hoe kun je dat nou zien?' zei de hoeder van de witte stier en hij stopte zijn stier die vooruit wilde. Hij kón niet achteruit want zijn stier was erg opgewonden. Die was niet gewend aan dit type brug maar zijn hoeder moest er overheen om de stier te laten zien aan de phuuyaibaan.

'Waarom gaan jullie niet gewoon achteruit.' De hoeder van de rode stier probeerde kalm te blijven. 'Nee, ik zei dat jullie weg gaan. Waar ben je op uit?' De hoeder van de witte stier schreeuwde nu. Zijn stier raakte steeds meer opgewonden. Maar de mannen konden het probleem niet oplossen. De rode en de witte stier konden elkaar vol aankijken. Ze probeerden beide hun hoeders voorbij te lopen, en naar voren.

De brug slingerde. Niemand zette een stap voor- of achteruit. Maar de geluiden van de beide stieren beloofden weinig goeds. 'Ga nu snel. Zie je niet dat de stieren gaan aanvallen?' schreeuwde de hoeder van de rode stier. Hij kon zijn boosheid niet meer inhouden. 'Jij kunt alleen maar orders schreeuwen! Als je zo bang bent te sterven, ga dan achteruit. Ik kan niet achteruit.' Zijn opponent werd boos; zijn adem ging net zo snel als die van zijn stier.

'Is het niet correct dat jij achteruit gaat? Jij zag me achteruitlopen. Waarom waarschuwde je mij niet? Je wilde me uitdagen, niet?' De hoeder van de rode stier riep dat terug. Hij werd bozer en bozer. 'Doe niet zo moeilijk. Ik daag je helemaal niet uit. Jij keek niet waar je liep en nu geef je een ander de schuld.' De man met de witte stier wees met zijn vinger naar zijn opponent. De rusteloze stier deed een stap vooruit.

'Jij hebt mij uitgedaagd.' De man met de rode stier maakte geen plaats. 'Ik loop hier iedere dag en nooit zijn er problemen. Alleen vandaag waagt iemand het mij na te doen.' De andere man werd nog bozer. 'Zeg, nu ga je veel te ver. Iedere stier mag over deze brug; jij denkt dat alleen jouw stier zo slim is. Doe niet zo arrogant. Deze brug is niet van jouw vader dus waarom mag ik er niet over?' 'Hoe durf je mijn vader te noemen? Nee, de brug is niet van mijn vader maar is ook niet gebouwd door jouw moeder.' De man met de rode stier trilde van boosheid.

Beide stieren waren erg opgewonden en keken woest naar elkaar. De hoeders moesten ze met al hun kracht tegenhouden. De brug slingerde meer en meer; de kabels kraakten. Het groene water eronder stroomde met draaikolken, gereed om alles op te slokken wat er in viel. Beide mannen keken boos naar elkaar. De rode stier was rusteloos en probeerde langs de man heen te komen. Dat deed ook de witte stier. De brug wankelde alsof hij ging kantelen. Mensen en stieren werden bang.

'Wil je ons allebei dood? Ga nu achteruit! Luister je wel?' De man met de witte stier riep alweer. Zijn boosheid verdween langzaam en hij hield zich met de andere hand vast aan de kabel. De andere man reageerde ook al zo. 'Hoe kan ik gaan? De brug is veel te smal. De stier kan hier niet omkeren. Moet ie achteruit lopen? Laat jouw stier dat eerst eens proberen. Ze lopen liever vooruit, naar elkaar toe.'

'Jouw stier kan niet omkeren. Mijn stier ook niet. Wat moeten we nu doen?' Zijn gezicht werd lijkbleek. De witte stier stond voortdurend op een plank te trappen en dat deed de brug nog meer slingeren.

Het wordt drukker op de brug...

'Hallo! Waar zijn jullie mee bezig? Waarom staan jullie stieren op te hitsen op de brug? Laat mij voorbij alsjeblieft.' De vraag kwam van achter de rode stier. Een man droeg een stok op zijn schouders met daaraan twee emmers. De emmers zaten vol vers getapt rubber en die waren zo zwaar dat hij krom liep en heen en weer zwaaide alsof hij dronken was. De witte rubber vloog over de brug...

'Ben jij nou gek geworden? Waarom kom je de brug op? Zie je niet dat mensen en stieren de doorgang blokkeren?' De hoeder van de rode stier draaide zich om en riep dit gekweld naar de drager want door hem raakte de stier nog meer geagiteerd en duwde hem bijna van de brug af. 'Ik heb zware emmers bij me, hoe kan ik nou stoppen? Kijk, mijn rubber is al gemorst. De baas zal straks boos zijn.' De drager klaagde geërgerd.

De hoeder van de rode stier drukte zijn dier achteruit maar dat weigerde. Het liep alleen maar naar voren naar de witte stier. De brug slingerde wild en nog meer rubber ging over de rand. 'Alsjeblieft, laat die stieren niet vechten – mijn rubber is al vet gemorst. Hebben jullie niks anders te doen? Stieren ophitsen op een brug! Dit is geen arena.' De drager probeerde zijn evenwicht te bewaren maar dat ging niet want de brug slingerde.

'Je weet dat je er niet door kan. Ga terug, snel. Als de brug breekt zijn we allemaal dood.' Nu was de hoeder van de rode stier erg boos en keek woest naar de drager. 'Iedereen mag hier lopen' antwoordde de rubberdrager. 'Ik kom hier iedere morgen. Nog nooit zulke idioten gezien! Wat een pech vandaag.' Hij bleef mopperen maar weigerde achteruit te lopen, bang nog meer rubber te verliezen. Zou hij alle rubber verliezen dan had hij een dag geen loon.

Voordat de trainer van de rode stier wat kon zeggen schreeuwde de trainer van de witte stier omdat nog iemand op de brug stapte. Zijn stier werd bang van het geschreeuw. 'Zeg mevrouw, wat kom je hier doen? Zie je niet dat mensen en stieren de brug blokkeren? Stop; stop daar! De stieren worden bang.'

'Ga alsjeblieft uit de weg. Ik ga naar de markt. Mijn kind is doodziek. Moet medicijnen kopen. Ga opzij.' De vrouw van middelbare leeftijd die net de brug op stapte hoorde geen enkele waarschuwing. Ze zag niets op de brug staan en wilde alleen maar vooruit. 'Gaat niet, ben je doof?' roept de hoeder van de witte stier. 'Haal je stieren weg, jullie stomkoppen! Laat me voorbij om medicijnen te kopen.' Ze brult luidop en pakt onhandig de brugleuning. 'Waarom pesten jullie mij? Schud niet met de brug!' De vrouw werd hysterisch.

'Hé, mevrouw, Schud niet zo hard. Mijn rubber is al zo vermorst. zie je dat niet? Waarom moet mij dit overkomen?' schreeuwt de rubberdrager. Hij kon er niet meer tegen. 'Waarom ga je niet achteruit? Wat loop je nou te klagen? Je bent net die vrouw daar. Kijk eens? Mijn stier is bang. Dadelijk liggen we allemaal in het water.' De hoeder van de rode stier brulde ook tegen de drager. De vrouw stond stijf van angst door het bewegen van de brug en begon als een bezetene te janken.

De zon stond nu heel hoog. De mensen op de brug kregen het probleem niet bijgelegd en de stieren stonden klaar elkaar aan te vallen. De brug schudde heen en weer door de pogingen van de stieren en de dragende kabels kreunden verontrustend.

Er komen meer mensen aan....

Nog twee mensen stapten de brug op; een van hen aan de kant van de rode stier en met zijn fiets. Aan de andere kant kwam een monnik die net zijn bedelronde had gedaan. Beide mannen kwamen uit nieuwsgierigheid eens in het midden van de brug kijken. Dat extra gewicht liet de brug wat inzakken...

'Wat is er aan de hand?' vroeg de man met de fiets aan de rubberdrager. 'Ben jij gek geworden? Waarom heb je die fiets bij je? Zie je niet dat de brug geblokkeerd is?' De rubberdrager met de lege emmers riep dat naar hem. 'Ik zie niet zo goed en ik wilde weten wat er aan de hand is' zei de man met de fiets met kalme stem. 'En moet je daarom die fiets meenemen? Die had je bij het begin van de brug achter kunnen laten.' 'Een nieuwe fiets? Kom nou, straks pikken dieven hem.'

'Zeg eens, wat is er aan de hand. Waarom die opgehitste stieren op een brug als deze?' zei de monnik toen hij in het midden kwam. 'Het is zijn schuld.' 'Nee, het is zijn schuld.' 'Dat is een leugen!' Deze herrie maakte de stieren nog veel banger en bozer; ze draaiden naar links en rechts tot de brug luid kraakte. De rode stier brak een plank... 'Help! De brug breekt!' De vrouw schreeuwde het uit.

De monnik greep in. 'Maak geen ruzie. Jullie twee hebben de ellende veroorzaakt. Laten we een oplossing zoeken voor de brug breekt en wij allemaal sterven.' Hij vroeg iedereen de brug af te gaan behalve de stierenhoeders. Nu waren alleen de twee mannen en hun stieren op de brug maar ze kregen de dieren niet in hun achteruit....

Te laat!

Aan beide zijden van de brug was een menigte verzameld. Mensen die niet konden oversteken riepen verwensingen naar de hoeders op de brug. Al die herrie maakte de stieren zo bang dat ze niet meer in de hand te houden waren. Ze duwden hun trainers achteruit tot die tegen elkaar aangedrukt waren in het midden van de brug. De stieren konden elkaar nu van dichtbij zien en maakten dreigende geluiden. De brug slingerde heen en weer.

De stieren schraapten met hun hoeven over de planken om kracht te zetten en de hoeders konden ze niet meer achteruit duwen. De mensen op de oevers begonnen harder te roepen. Het zweet stond op de hoofden van de twee mannen. Ze werden zo tegen elkaar gedrukt dat er eigenlijk nog maar één man stond. Plotseling sprongen de stieren op elkaar af.

De kreten van pijn kwamen tegelijk.Toeschouwers hielden de handen voor de ogen om het afschuwelijke beeld niet te zien. De klap van twee stel hoorns die op elkaar knallen was als de donder. De brug bewoog en hing scheef. De lichamen van de twee mannen bezweken tussen de scherpe hoorns. Plotseling brak een van de dragende kabels; de brug brak en zakte naar het water. Mannen en stieren vielen in de draaikolken.

Er werd van schrik geschreeuwd door het publiek. Daarna liep iedereen omlaag, naar de oever. Slechts een paar planken dreven daar nog rond.

-o-

Bron: The South East Asia Write Anthology of Thai Short Stories and Poems. Een bloemlezing uit bekroonde korte verhalen en gedichten. Silkworm Books, Thailand.

Van dit verhaal is de Engelse titel 'People on the bridge'. Vertaald en bewerkt door Erik Kuijpers. Het is wat ingekort. Over de auteur Phaithun Thanya (1956) zie de toelichting door Tino Kuis in een blog: T-blog.nl /cultuur/de-profetie-een-kort-verhaal-van-phaithun-thanya/

(*) In Thailand worden karbouwstieren in een arena tegen elkaar opgehitst. Zo'n dier kan een ton wegen. Er gaat veel geld in om en die stieren zijn een vermogen tot in miljoenen baht waard. Zie deze link: https://www.nationthailand.com/in-focus/30307515

Gebruikersavatar
erik-kuijpers
Volwaardig lid
Volwaardig lid
Berichten: 3375
Lid geworden op: donderdag 11 oktober 2018, 14:32
Locatie: In volgend leven: Frankrijk.

Re: Uit de Thaise literatuur

#6 Bericht door erik-kuijpers » vrijdag 13 mei 2022, 06:43

Heb jij zaagsel in je kop? Een kort verhaal van Sila Khomchai

Vooraf

In 1957 hongersnood in de Isaan, door Bangkok ontkend. 'Niks aan de hand' en 'Isaners zijn gewend hagedissen te eten.' In de jaren 1958-1964 werd de Bhumibol dam gebouwd (regering Sarit) en kwam een immens boskapschandaal aan het licht. 'The lumber swindle' vond plaats onder de regering van Plaek Phibul Songkhram (1897-1964). In de zeventiger jaren onlusten met doden. De schrijver heeft de roerige jaren 1970 meegemaakt en is naar de jungle gevlucht.

Auteur Winai Boonchuay (วินัย บุญช่วย, 1952), schrijversnaam Sila Khomchai (ศิลา โคมฉาย); zie de toelichting door Tino Kuis: Thailand-blog en dan /cultuur/kort-verhaal-familie-midden-op-weg/

Het verhaal (fictie)

De jongste drukkerijbediende maakt er een puinhoop van als hij papier afdrukt. Hij wordt zaagselkop genoemd. Door zijn fouten worden foto's van mens en dier op elkaar afgedrukt en dat geeft ongewenste effecten. Temeer nu het betreft de verkiezingsposter voor een vriendje van de veldmaarschalk-dictator, een vermogende, invloedrijke mijnbaas van Chinese komaf.

De drukpers maakte twee of drie verschillende geluiden die de hele dag door werden herhaald. Op de drukplaat bewogen twee verzinkte drukrollen snel van elkaar af. Witte vellen papier die aan een kant werden ingevoerd werden er aan de andere kant uitgedrukt als prachtige kleurenposters.

Het lage gebouw was vergeven van de muffe lucht van inkt, kerosine, papier en andere geurtjes die wezen op de werkzaamheden daar. Het zachte gezoem van de drukpers werkte niemand op de zenuwen.

Een jongen van dertien, veertien jaar zat op een stoel met tussen zijn knieën een strakke stapel met stevige, onbedrukte vellen. Met zijn handen vouwde hij een groot vel in zestien delen, een voor iedere pagina. Hij wierp snel een blik op de voordeur waar drie mannen doorheen kwamen lopen; twee van hen waren zijn bazen. Dat ziende gingen zijn handen sneller werken.

'Kun je wat haast maken met mijn order, chef? Ik heb de bezorgdienst verteld dat ze het volgende week krijgen.' Dat zei de man met een vaal truitje aan dat netjes was weggestopt achter zijn broekriem en hij droeg een versleten leren aktetas. De andere man was goed gekleed in een rozerood shirt met lange mouwen, knoopjes dicht, stropdas, zwarte broek en gepoetste schoenen. 'Uh... Wel, heb even geduld. We hebben een hoop werk op het moment.' bromde hij vrijblijvend terug.

'Wat ben je nu aan het drukken?' vroeg de man met de versleten aktetas. 'Posters' en de drie mannen liepen naar de drukpers. 'Waarom deed je mijn werk niet eerst? Toen ik met de order kwam zei je dat er ruimte was. Ik zie er nog niks van.'

De belangrijke spoedklus

'Maar dit is een spoedklus. En vooraf cash betaald. Er waren nog meer van die posterklussen maar die durfde ik niet aan te nemen; ik controleer eerst wie vorige keer niet hebben betaald en die komen op de zwarte lijst.' zei de man met het rozerode overhemd, en hij pakte een van de pas geprinte vellen om er eens goed naar te kijken.

'Hé! Dat is de rijke mijnbaas uit mijn woonplaats. Doet hij mee aan de verkiezingen?' De versleten-aktetas-meneer strekte zijn nek eens goed uit om het beter te zien. 'Hoe vind je het? Ziet er goed uit. Zijn gezicht staat er goed op. Die koninklijke onderscheidingen op zijn borst, weet niet of die echt zijn.'

'Denk dat ze echt zijn... Die stinkerd is verrekte rijk... Toen de veldmaarschalk (*) nog aan de macht was heeft ie zijn zakken goed gevuld. Hij bood de veldmaarschalk aan om gratis rubberbomen voor hem te planten op een paar duizend rai grond, maar vroeg als compensatie alle hout op stam in de regio. Het was ongerept bos vol hardhout. De duizenden rubberbomen waren enorm groot en hun omtrek was drie tot vier man met gestrekte armen. Er zat tropisch hardhout bij, en andere houtsoorten. Het bos werd kaal gekapt, zo kaal als de kont van een baviaan....' De eigenaar van de versleten aktetas spuugde die woorden uit.

De derde man had een hemd aan; zijn buik paste nauwelijks in zijn korte broek. Toonde geen interesse voor de discussie maar keek naar de werkende drukpers en naar de operator. Hij keek eens rond; een jongeman waste de drukplaten, een dikke man duwde aan stapels papier, arbeiders rookten een peuk terwijl ze wachtten, een vrouw bond boeken in met een machine en een ander werkte hoeken af.

Hij liep naar de jonge jongen die papier aan het vouwen was. Torende boven hem uit, armen in de zij, dikke buik naar voren en met de mond half open van verbazing keek hij naar diens handen. 'Nee! Niet zo...!' riep hij, bijna schreeuwend. 'Vouw hem eerst op de helft … links en dan rechts … Nee!' Zijn handen deden het voor. Tenslotte trok hij het vel uit de handen van de jongen.

'Zie je de cijfers niet? Als je het papier vouwt moeten de pagina's van 1 tot 16 lopen, kijk maar. Kun je niet tellen?' De man deed de knaap voor hoe het moest worden gedaan. De jongen volgde de man zijn handen met niet-begrijpende ogen, alsof zijn hersens niet reageerden. Toen hij daarna het papier wilde vouwen zoals de man kon hij het nog steeds niet.

'Nee, let nou eens op. Zo … op deze manier.' Hij benadrukte ieder woord. Het vel papier in de jongen zijn handen draaide keer op keer om, en weer terug, en verkreukelde.

Zaagsel in je kop?

'Wat is er met je? Heb je zaagsel in je kop? Kijk eens, die zijn allemaal fout.' Hij pakte het werk dat klaar was en inspecteerde het. De knaap werd bleek. 'Wat een verspilling! Je bent hier nu een week maar het lijkt wel of je niks goed kunt doen. Wat kunnen wij dit stel zaagselhersens laten doen?' Zijn ogen keken streng, zijn dreigende stem kraste. De jongen kromp ineen en haalde zijn schouders op.

'Vouw maar niks meer. Laat een ander het maar doen. Ga maar boeken inpakken. Breng die verprutste stapel maar weg. Wat een idioot! Gisteren vroeg ik hem gebakken rijst met soyasaus te kopen en ik kreeg roergebakken noedels met ei!' mopperde de dikke man maar door. De jongen kroop nog meer in elkaar alsof hij zich wilde verbergen voor die onaangename woorden.

Waarom is dit niet zo makkelijk als het planten van graan ergens in Loei? Een gat in de grond, gooi er drie of vier zaadjes in en schopt er wat zand op. Je wacht tot de regen komt. De bladeren die dan boven de grond komen zijn mooi groen...

'De man vergaarde genoeg kapitaal om een mijn te openen. Hij verkocht zowel legaal als illegaal erts. Hij werd zo rijk, niemand doet hem wat' ging de man van de versleten aktetas voort aan het andere eind van de werkruimte.

Heb ik echt zaagsel in mijn hoofd? De jonge jongen dacht hieraan met een stapel papier in zijn armen. De leraar op school spotte met mij en zei ooit dat mij helpen lastiger was dan een boom voort te slepen aan de kruin. Moeder is ook al meedogenloos; zij schopte me het huis uit zodra Oom zei dat hij me zou leren mijn boterham te verdienen. Ik mis mijn straathondje; wie geeft hem nu te eten? Moet hij weer hagedissen vangen om te eten? Ongerustheid en frustratie vulden zijn hoofd. Hij werd er nog verwarder van. Misschien was de hoeveelheid zaagsel toegenomen en drukte dat meer en meer in zijn hoofd?

'Dertig kopietjes in een bundel. Maak er twee rijen van en tel ze... Nee, niet zo. Zet vijftien ruggen naast elkaar. Vouw in de lengte en pers dan hier... Pak dan de andere lengte en druk...'. De dikke man liet hem weer zien hoe hij moest inpakken. Zijn stem en de manier waarop bedrukten de jongen nog meer. 'Vouw de bodem in een driehoek...Kijk, zo en zo.... Probeer wat van dat zaagsel in je kop kwijt te raken.'

De jongen ging langzamer werken en volgde leergierig de handelingen. Hij legde de afgekeurde vellen die in de eerste drukgang waren gebruikt netjes neer. Veelkleurige vellen. Herhaald bedrukken had geleid tot beroerde kleuren. Beelden liepen door elkaar en op elkaar. Koppijn kreeg je er van. 'Tel de boeken en leg ze neer. Vouw het pakpapier stevig dicht....'

'Deze man, heeft hij een kans?' Dat vroeg de baas met het rozerode hemd aan de man met de versleten aktetas. 'Hij wint op zijn gemak. Hij heeft macht in die districten en zoveel volgelingen dat ze over elkaar heenvallen. Met donaties koopt hij macht. Zelfs de gouverneur heeft hem heel hoog staan.' 'Aha! bromde en zuchtte de baas.

De jongen ging verder met zijn werk. De dikke man was weggelopen en hij kwam bij van die niet-aflatende bestraffing. Hij keek terloops naar ieder vel papier. In dit stadium van bedrukken leken alle figuurtjes en alle kleuren, die boven op elkaar gedrukt waren, zijn boosheid wat weg te nemen.

De scene helemaal onder in de druk was een grasveld. Hij zag waterbuffels en palmbomen. Hun kleur was grijsbruin of vaalgroen want het plaatje daar bovenop was een rij hoogbouw. Kriskras er doorheen zag hij elektrisch licht. Andere delen waren te onduidelijk. Hij focuste op de waterbuffels. Zijn moeder werkte met karbouwen en op het rijstveld en hij miste haar heel erg. Was haar hoofd net zo vol met zaagsel als het zijne?

Een naaktfoto

Op het volgende vel een veld. Geen karbouwen daar. Een naaktmodel lag op haar rug onder een schaduwrijke boom. Het leek wel de middenpagina van het blad dat Oom verstopte onder zijn kussen. Een foto in vaag blauw. Er stond ook het portret op van een man, zijn borst vol met medailles, en vette letters aan de bovenkant. De jongen las het bericht letter voor letter, langzaam, alsof hij het spelde. STEM OP …. De naakte vrouw zat rechtop tussen zijn wenkbrauwen.

'Gokhuizen … hoerenkasten … Hij zit overal in. Van een doodgewone 'chink' (**) werd hij een rijke mijnbaas, de vuilak. Kijk eens welke foto hij koos voor de verkiezingsposter; zijn gezicht is zo pokdalig als een gravelpad.' De eigenaar van de versleten aktetas stond nog steeds te praten over de foto op de poster.

De boeken waren nu verpakt in vierkante blokken. De jongen maakte er een hoge stapel van. Hij had dit niet eerder gedaan en het was een zware job. Het laatste afgekeurde vel was net een poster voor een Thaise film. Hij herinnerde zich heel goed de Thaise filmster Soraphong (***) met een pistool in zijn hand. Wie kon die heldin wel zijn?

Hij probeerde haar gezicht te vinden maar dat zat verstopt onder het hoofd, zwart haar en brillantine, van de man met de medailles onder de woorden STEM OP DE … PARTIJ die er doorheen schenen. Hij zag een paar fraai gevormde benen en het was lastig te zeggen van wie ze waren, van Charuni of van Sinjai, zag stapels bankbiljetten op meneers neus en Soraphongs pistool die hij leek te richten op de man zijn voorhoofd.

De jongen voelde zich opgelucht. Zijn nieuwe taak ging hem vlot af. Het zien van de filmposters vrolijkte hem op. Hij dacht aan al die Thaise films die hij had gezien. De held was altijd een strijder, een fatsoenlijk mens, die zich opofferde en door iedereen bewonderd werd. Hij had zelf al eens gedroomd van een carrière als …

'Zijn rivalen zullen massaal op hun bek gaan' zei de man in het rozerode hemd. 'Ja, en alle Thais ook.' De man met de versleten aktetas was het met hem eens. De dikke man keek eens rond of nu alles goed liep; keerde terug naar de jongen en die voelde de spanning weer. Hij versnelde en telde de aantallen zorgvuldiger.

Hij voelde zich nu gelukkiger. Kon keer op keer naar de drukproeven kijken en die onthulden hem verborgen verhalen. Zijn gedachten gingen verder dan het benauwde van dat gebouwtje daar. Die vellen papier waren de enige vrienden die hij daar had al waren ze niet zijn hondje dat van hagedissen heeft moeten leven; deze vellen papier die de drukker in de drukpers voerde om de kwaliteit van inkt en foto's te testen en die de resten van de kerosine opnamen die achterbleef na het reinigen van de gebruikte kleuren.

'Ik zou toch wel willen weten, diep in mijn hart, wat zijn plannen zijn nu hij uit eigen beweging die post wil...' mompelde de baas aan de andere kant van de drukkerij.

Zijn handen trilden wat toen hij een nieuw stuk pakpapier neerlegde. Het muffe gebouwtje verhinderde hem te kijken naar de blauwe lucht en naar de groene heuvelrug. Hij was ondergedompeld in het gezoem van machines en in zijn bezorgheid. Maar ondanks dat kon hij een glimlach niet onderdrukken.

Die ene afgedrukte prent was zo helder dat er niets te ontcijferen viel. Het leek wel een opzettelijk gemaakte druk waarin alles op zijn plek viel. Er was geen misvormde of vage plek. En het vertelde een vreemd verhaal. Kon dit eigenlijk wel gebeuren met een gewoon mens? Hij liet het eens bezinken. Plotseling zag hij de verbinding met zijn eigen positie. Zijn gevoel voor humor nam het over; hij bulderde van het lachen.

De binnenkant van zijn hoofd was dus alleen maar zaagsel. En de man op de foto … nou, diens hoofd was er erger aan toe. 'Idioot! Wat sta je nou te lachen, Zaagselhersens? Wat heb je ontdekt, Zaagsel?' De dikke man keek eerst argwanend maar kon zich niet inhouden en schreeuwde het. De jongen hield niet op met lachen maar gaf geen bruikbaar antwoord.

'Zijn hoofd … het …' Het antwoord kwam met horten en stoten. Zijn lichaam schokte met zijn emoties mee. Het geluid bereikte de andere kant van de werkvloer en leidde de mannen af. De man met de aktetas keek naar de jongen. Zijn ongecontroleerde gebaren en het hysterische lachen waren aanstekelijk. De man met de aktetas kreeg het idee dat er iets bijzonders was en hij kwam naderbij. Toen hij de foto zag barstte hij in onbedaarlijk gelach uit.

'Hij heeft wormen in zijn hoofd … wormen...!' Hij bleef lachen over deze ongelooflijke omstandigheid. De foto bevatte in het midden van het hoofd van de man en net onder het vetgedrukte STEM VOOR... een nest wormen. Ze krioelden over elkaar heen tot ze een bal vormden. Maar wat nog meer opviel was dat sommige wormen over de rand van zijn mond kropen, uit zijn neusgaten en uit zijn oren waardoor het een lijk leek met een zwaar gedecoreerde borst – een dode man met de ogen wijd open en een gezicht dat een perfecte gezondheid weerspiegelt.

-o-

Bron: The South East Asia Write Anthology of Thai Short Stories and Poems. Een bloemlezing uit bekroonde korte verhalen en gedichten. Silkworm Books, Thailand.

Engelse titel 'Sawdust brain and the wrapping paper'. Vertaald, bewerkt en wat ingekort door Erik Kuijpers.

(*) Met de 'veldmaarschalk' wordt bedoeld Thanom Kittikachorn, dictator van 1963 tot 1973, die moest aftreden na de onlusten in Bangkok op 14-10-1973. Wie met de rijke Chinees wordt bedoeld is uiteraard niet vermeld maar het verhaal wijst in de richting van Plaek Phibul Songkhram. Hij is van Chinese komaf en betrokken bij het boskapschandaal. (Met dank aan Tino Kuis.)

(**) Chink; beledigend en discriminerend scheldwoord voor Chinezen en soms voor alle oost-Aziaten.

(***) Soraphong Chatree, 1950-2022, een Thaise filmacteur. Charuni (Jarunee Suksawat) en Sinjai (Sinjai Plengpanich) idem.

Gebruikersavatar
erik-kuijpers
Volwaardig lid
Volwaardig lid
Berichten: 3375
Lid geworden op: donderdag 11 oktober 2018, 14:32
Locatie: In volgend leven: Frankrijk.

Re: Uit de Thaise literatuur

#7 Bericht door erik-kuijpers » maandag 16 mei 2022, 16:57

Het pad van de kleine slak. Een gedicht van Naowarat Pongpaiboon

Vooraf
Dit gedicht is geschreven tijdens de oktoberrellen van 1973 toen de regering Thanom Kittikachorn gewipt werd. Met 'onkruid' wordt bedoeld het onwettig, tiranniek gezag; 'de kleine slak' staat voor de vele onbekende mensen die toen in Bangkok hun leven verloren.


Het pad van de kleine slak


Door het hoge onkruid loopt een paadje
Troosteloos en vergeten
Daar kleurt de kleine slak zijn zilveren spoor
Een lichtend pad

Wachtend op de dag
Dat de vlammende zon
Woedend uithaalt met zijn stralen
En het rijk van het onkruid verteert

Dan wordt dat mooie zilver
Verstrikt in de stralen
En in een verwoestende vuurzee
Vergaan de sporen van de slak

Daar offert de kleine slak zijn lijf op
Om een nieuw leven te scheppen
Uit zijn eigen ontbinding
Zoals het altijd is gegaan

Dus dat is de juiste weg
Die leidt naar het ideale
Zolang onkruid de baas is
Zullen dapperen de strijd aangaan

Nieuw leven scheppen komt met pijn
Met doodsstrijd, stress en angst
Voor de bliksem in de regen
Voor goud verankerd in gesteente

Maar kóm dan, en verdraag het
Dit lijden, met je vrienden
Verwacht niet dat zonder lijden
Jouw leven kan sprankelen

De eerste stappen die wij zetten
Zullen ons pad kleuren
Veel paden zijn nog onbetreden
Waar wij dan heen kunnen gaan

-o-

Bron: The South East Asia Write Anthology of Thai Short Stories and Poems. Een bloemlezing uit bekroonde korte verhalen en gedichten. Silkworm Books, Thailand. Engelse titel 'The way of the snail'. Vertaald en bewerkt door Erik Kuijpers.

Dichter Naowarat Pongpaiboon ( เนาวรัตน์ พงษ์ไพบูลย์, 1940, Kanchanaburi) studeerde af aan de Thammasat Universiteit, Bangkok, in 1965. Hij werd monnik en ging in de leer bij Buddhadasa Bhikku in Surat Thani. Ging daarna werken bij de Bangkok Bank, afdeling Music & Drama.

Hij is schrijver, dichter en begaafd fluitist en begeleidt zijn gedichten met honingzoete muziek. Won de South East Asia Write Award in 1980 en werd Thailands National Artist in 1993.

Over de dichter dit artikel van zijn eigen hand. https://bk.asia-city.com/city-living/ne ... e-assembly

Over Buddhadasa Bhikku: https://nl.wikipedia.org/wiki/Buddhadasa

Gebruikersavatar
erik-kuijpers
Volwaardig lid
Volwaardig lid
Berichten: 3375
Lid geworden op: donderdag 11 oktober 2018, 14:32
Locatie: In volgend leven: Frankrijk.

Re: Uit de Thaise literatuur

#8 Bericht door erik-kuijpers » zaterdag 21 mei 2022, 22:41

Het gaat bewegen. Een gedicht van Naowarat Pongpaiboon

Het gaat bewegen
=
Geklapper van vleugels van de arend
verzacht de hitte van de zon.
Het bewegen van een enkel boomblad
kondigt de wind aan.
=
De schittering die weerkaatst op golfjes
vertelt je dat er water is, geen glas.
De pijn die uit de ogen spreekt
bewijst dat er een hart is.
=
Rammelende ketenen en de dichte deur
versterken het gejammer van ellende.
Maar het lampje dat daar zwakjes flikkert
fluistert 'Er is een manier, echt wel'.
=
Na lang wachten treft de vuist, zwaar en heftig.
Waarom ook niet! Haalt weer uit en raakt.
Haalt uit en raakt weer, wel beseffend
hoe dat gaat aanvoelen.
=
Zwak vastgrijpen met verslagen handen,
toch sterk genoeg om kracht te geven.
Zoals in de wind wuivende sprietjes onkruid
die opschieten uit rotsspleten.
=
Volslagen leegte gedurende vier-nul jaren.
Stilte onder de vier-nul miljoen. (*)
Aarde wordt dan zand, hout versteent.
Complete stilstand; wezenloos; achteloos.
=
Alsof de vogel niet denkt aan de lucht,
en de vis zich niet bewust is van water,
of als de regenworm diep in de aarde
of als de made op rottend vlees.
=
Bederf in het stil moeras kruipt voort.
Maar uit die ontbinding verrijst
de eerste bedeesde beweging, een pure stap,
en een vlakte vol lotusbloemen wacht.
=
Belofte in beweging, geen kwaad van zins
maar deugd en pracht vormen zich
Daar, in die sombere stilte.
Het begin is begonnen.
=
Luister naar de grote trom in de tempel.
Vier een nieuwe Heilige Dag.
Hoor het knallen van de wapens
en onthoud het strijdlied van het volk.
-o-

Bron: The South East Asia Write Anthology of Thai Short Stories and Poems. Een bloemlezing uit bekroonde korte verhalen en gedichten. Silkworm Books, Thailand. Engelse titel 'Mere Movement'. Vertaald en bewerkt door Erik Kuijpers.

Dichter Naowarat Pongpaiboon ( เนาวรัตน์ พงษ์ไพบูลย์, 1940, Kanchanaburi) studeerde af aan de Thammasat Universiteit, Bangkok, in 1965. Hij is schrijver, dichter en begaafd fluitist en begeleidt zijn gedichten met honingzoete muziek. Won de South East Asia Write Award in 1980 en werd Thailands National Artist in 1993.

(*) Thailand had 40 miljoen inwoners in het roerige jaar 1973. Dit gedicht is een protest tegen de onderdrukking in Thailand.

Gebruikersavatar
erik-kuijpers
Volwaardig lid
Volwaardig lid
Berichten: 3375
Lid geworden op: donderdag 11 oktober 2018, 14:32
Locatie: In volgend leven: Frankrijk.

Re: Uit de Thaise literatuur

#9 Bericht door erik-kuijpers » donderdag 26 mei 2022, 06:52

De plechtige gelofte van een dichter. Een gedicht van Angkarn Kalayanapong

Een ode aan planeet aarde en aan de dichtkunst

De plechtige gelofte van een dichter
=
Wie waagt het lucht en oceanen te verkopen?
Onze wereld is een wonderbaarlijke creatie
Deze tastbare delen moeten blijven
Tussen grond en hemel, voor altijd.
=
Wij bezitten de wolken en de lucht niet
Of het firmament of iets van de aarde
De mens heeft zon noch maan gemaakt
Noch een atoom in een zandkorrel.
=
De mens bedriegt en doodt voor macht
Opgezweept door hebzucht; ons ademend lijk
Wijst goedheid af en doet afstand
Van de waardigheid van onze ziel.
=
Onderdelen en grondstoffen van deze aarde
Zijn alle hemelsmooie schatten waard
Koester voor altijd aarde, lucht en water
Maak de wereld mooier dan het firmament.
=
Velden, bossen en ondoordringbare wildernis
Hoge bergen die tot de wolken reiken
Mensapen, buffels, tijgers en olifanten,
mieren en alle diersoorten ter wereld...
=
...zijn onze innig beminde vrienden
Deelgenoten in onze serie wedergeboortes
Ons onbetaalbaar leeftijdloos bestaan
Schitterende schatten van onmetelijke waarde.
=
Laat anderen maar naar het oneindige vliegen
De weg inslaan naar maan en sterren
Maar mijn hart is verloren aan deze leefwereld
Aan de aarde, gedurende al mijn levens.
=
Echt, ik pas voor het nirwana
Onderga de cyclus van wedergeboortes
Om al dat wonderlijke over te brengen
Naar gedichten opgedragen aan deze wereld.
=
De mensenwereld zuiveren van smart
Tot een gouden tijd van vrede aanbreekt
Dan wordt mijn as één met de wereld
Een versteend fossiel dat de wacht houdt.
=
Wordt de mens doof voor het schone van dichten?
Wat zou dit verlies kunnen opvangen?
Zelfs as en vuilnis zouden gaan gruwelen
Van de leegheid in ons armzalig zieltje.
=
Zou de wereld te schraal zijn voor dichtkunst
Dan vlucht ik van hier weg, lieve mensen
Een rijk bouwen uit mijn geestvermogen
Met prachtige versjes over de regenboog.
=
Dan betover ik het hemelse koninkrijk
Met een onschatbare rijkdom aan gedichten
Mijn intellectuele verdiensten in de kunsten
Overleven dan de oneindigheid.
-o-
.

Bron: The South East Asia Write Anthology of Thai Short Stories and Poems. Een bloemlezing uit bekroonde korte verhalen en gedichten. Silkworm Books, Thailand.

Engelse titel 'A Poet's Pledge', in Thais ปณิธานกวี. Vertaald en bewerkt door Erik Kuijpers. Er zijn twéé gedichten over dit onderwerp in het Engels vertaald en die heten internationaal 'A Poet's Pledge' nummer 1 en 2. Om het gemakkelijker te maken...

Dichter Angkarn Kalayanapong (อังคาร กัลยาณพงศ์, Nakhon Si Thammarat, 1926-2012) was een groot dichter en schilder. Hij hoorde politiek tot het 'gele' kamp. Zie het artikel van Lung Jan in dit blog: https://www.thailand – blog.nl/achtergrond/thailand-om-dichterlijk-van-te-worden/
Laatst gewijzigd door erik-kuijpers op zondag 29 mei 2022, 06:49, 1 keer totaal gewijzigd.

Gebruikersavatar
erik-kuijpers
Volwaardig lid
Volwaardig lid
Berichten: 3375
Lid geworden op: donderdag 11 oktober 2018, 14:32
Locatie: In volgend leven: Frankrijk.

Re: Uit de Thaise literatuur

#10 Bericht door erik-kuijpers » zondag 29 mei 2022, 06:47

Leven. Een gedicht van Chiranan Pitpreecha

Leven
=
De pijn barst los, diep, doordringend.
Zenuwen kloppen en wringen.
Het zweet stroomt, heet en hevig,
Verblinden de ogen met nevel en mist.
Silhouetten verwisselen van plaats;
Bewegingen gaan heen en weer.
Flarden van oude dromen vliegen
Naar vandaag, en gaan snel voorbij.
=
Dan de eerste lieve woordjes...
En van wankelende stapjes
Naar uitbundig uitdossen.
Vijfentwintig jaar geleefd!
=
Door vreugde en tegenslag
Alles geleerd van moeder.
Innig geliefd door moeder.
Meer dan woorden kunnen zeggen.
=
De pijnen rukken en schudden.
Ledematen schokken wild.
De barensweeën beginnen.
Uitroepen van pijn, en huilen.
=
Het kleine leven dat in mij zat
Brengt mijn leven in verrukking.
Vervult mij met blijdschap en hoop,
Met dromen van verrukking en moed
Want ik ben nu moeder...
-o-

Bron: The South East Asia Write Anthology of Thai Short Stories and Poems. Een bloemlezing uit bekroonde korte verhalen en gedichten. Silkworm Books, Thailand. Engelse titel Life. Vertaald en bewerkt door Erik Kuijpers.

Dichter is Chiranan Pitpreecha, in Thais จิระนันท์ พิตรปรีชา; over de dichter en haar werk, zie elders in dit blog:

Van Lung Jan: https://www.thailand - blog.nl/achtergrond/chiranan-pitpreecha-de-ziel-houdt-stand/
Van Tino Kuis: https://www.thailand - blog.nl/politiek/thaise-poezie-geboren-politieke-strijd-1/

Gebruikersavatar
erik-kuijpers
Volwaardig lid
Volwaardig lid
Berichten: 3375
Lid geworden op: donderdag 11 oktober 2018, 14:32
Locatie: In volgend leven: Frankrijk.

Re: Uit de Thaise literatuur

#11 Bericht door erik-kuijpers » dinsdag 31 mei 2022, 06:39

Gedaanteverandering. Een gedicht van Saksiri Meesomsueb

Gedaanteverandering
=
Een kluit aarde kan na de worp
Uiteenspatten; een donderende explosie
De vijand plat op zijn gezicht
Staat weer op als bij toverspreuk
=
Een houten geweertje kan je doden
Als je doet of ie echt is
Je maakt een massa vijanden dood
Maar die leven nog door toverkracht
=
Kinderen doen alsof ze boos zijn
Een tel later is het weer vrede
De pestkop sart kleintjes tot tranen toe
De kleintjes vertellen aan Pa
Dat dit pijn deed
Maar Pa weet niet
Dat het geweertje niet echt is
Pa geeft pestkop een draai om zijn oren
Woedend, en bedreigt hem
=
Pa pakt het houten geweertje
En breekt het kapot
Niet wetend dat het van hout was
Maar de pestkop ziet het als echt
Als heel echt
En zijn handen willen meer
Hij ziet echte geweren
Als houten speelgoedgeweertjes
De boosheid die jij hebt gebracht
Veranderde het houten geweertje
In zijn hand
-o-
.

Bron: The South East Asia Write Anthology of Thai Short Stories and Poems. Een bloemlezing uit bekroonde korte verhalen en gedichten. Silkworm Books, Thailand. Engelse titel: Change. Vertaald en bewerkt door Erik Kuijpers.

Dichter is Saksiri Meesomsueb, in Thais ศักดิ์ศิริ มีสมสืบ, Nakhon Sawan, 1957, pseudoniem Kittisak (กิตติศักดิ์). Hij maakte als studerende tiener de roerige jaren '70 mee. Over dichter en zijn werk, zie elders in dit blog van Lung Jan:
https://www.thailand - blog.nl/achtergrond/thailand-om-dichterlijk-van-te-worden/

Gebruikersavatar
erik-kuijpers
Volwaardig lid
Volwaardig lid
Berichten: 3375
Lid geworden op: donderdag 11 oktober 2018, 14:32
Locatie: In volgend leven: Frankrijk.

Re: Uit de Thaise literatuur

#12 Bericht door erik-kuijpers » donderdag 02 juni 2022, 10:37

Handschoenen. Een gedicht van Saksiri Meesomsueb


Handschoenen
=
In deze tijd raken handen met handschoenen
Andere handen met handschoenen
Verschillende handen, andere handschoenen
Ze blijven nooit hetzelfde
Gesteriliseerde handschoenen
Mijn lijf voelt niet de warmte van het jouwe
Onze handen raken elkaar niet
Ons wezen wordt niet één geheel
=
Wat ook is gebeurd met mensenhanden
De hand van een kind is oké
Puur en benieuwd
Onderzoekt zoals een kinderhand dat doet
Betast waar het maar kan komen
Ontelbare bergen vuilnis
Waarin het moet zoeken
=
Het vindt een weggegooide handschoen
Wat een sensatie!
Hij trekt het direct aan
En hij gaat zo gemakkelijk weer uit
Tot jouw hand groter wordt
Dan gaat het moeilijker
-o-
.

Bron: The South East Asia Write Anthology of Thai Short Stories and Poems. Een bloemlezing uit bekroonde korte verhalen en gedichten. Silkworm Books, Thailand. Engelse titel: Gloves. Vertaald en bewerkt door Erik Kuijpers.

Dichter is Saksiri Meesomsueb, in Thais ศักดิ์ศิริ มีสมสืบ, Nakhon Sawan, 1957, pseudoniem Kittisak (กิตติศักดิ์). Hij maakte als studerende tiener de roerige jaren '70 mee. Over dichter en zijn werk, zie elders in dit blog van Lung Jan:
https://www.thailand - blog.nl/achtergrond/thailand-om-dichterlijk-van-te-worden/

Gebruikersavatar
erik-kuijpers
Volwaardig lid
Volwaardig lid
Berichten: 3375
Lid geworden op: donderdag 11 oktober 2018, 14:32
Locatie: In volgend leven: Frankrijk.

Re: Uit de Thaise literatuur

#13 Bericht door erik-kuijpers » zondag 05 juni 2022, 07:15

Kind bordenwasser. Een gedicht van Saksiri Meesomsueb


Kind bordenwasser
=
Ting-ting slaan lepels op borden
Gekletter van bord op bord
Weerklinkend en weerkaatsend
Kilometers ver
=
Lege borden komen naar buiten
Volle borden gaan naar binnen
Gasten die gegeten hebben gaan weg
Gasten die nog moeten eten komen binnen
=
Restjes blijven op de borden achter
De stapel restjes wordt hoger en hoger
Ontzettend hoog en groot
Nog hoger en hoger, de lucht in
Nu komt ie tot aan de wolken
=
O, klein kind bordenwasser
Genoeg eten voor tienduizend
Honderdduizend
Een miljoen jaar
=
Maan, o lieve Maan
Ik vraag geen rijst aan je, lieve Maan
-o-
.
Bron: The South East Asia Write Anthology of Thai Short Stories and Poems. Een bloemlezing uit bekroonde korte verhalen en gedichten. Silkworm Books, Thailand. Engelse titel: Child dishwasher. Vertaald en bewerkt door Erik Kuijpers.

Dichter is Saksiri Meesomsueb, in Thais ศักดิ์ศิริ มีสมสืบ, Nakhon Sawan, 1957, pseudoniem Kittisak (กิตติศักดิ์). Hij maakte als studerende tiener de roerige jaren '70 mee.

Gebruikersavatar
erik-kuijpers
Volwaardig lid
Volwaardig lid
Berichten: 3375
Lid geworden op: donderdag 11 oktober 2018, 14:32
Locatie: In volgend leven: Frankrijk.

Re: Uit de Thaise literatuur

#14 Bericht door erik-kuijpers » maandag 06 juni 2022, 08:41

Weggestopt. Een gedicht van Saksiri Meesomsueb



Weggestopt
=
Staar aan, lees, race voorbij, kijk om
Ze roept luidop 'Vaderlief,
Nog maar tien kilometer naar de stad'
=
De bergrug in de verte
Wordt groot, groter, doemt nabij op
Ze stopt het weg, vingers voor de ogen
Door de vingers heen blijft het groot
=
Als de bergen in zicht komen
Zien ze het Boeddhabeeld
En hoe dichter bij de stad
Des te groter het beeld wordt
Tot de berg achter hem verstopt is
Hij zit met zijn gezicht naar de stad
Daar beneden, zwak verlicht in het donker
=
De brug over, naar het centrum
Grote gebouwen rijzen hoog op
Veel auto's die zo verschillend uitzien
Verschillende modellen en vormen
Als nijvere mieren tussen de gebouwen
=
Plotseling staat pa op de rem...
De auto voor hem knalt op een ander
Gekibbel; jouw fout, ik heb gelijk
Boosheid, ruzie, niet eerst nadenken
Ze vergeten het groen-geel-rood
Auto-chaos in een gekke stad
Help, Boeddha!
Het kind mompelt Tja,
Waar is die verheven en grote Boeddha
Die we in de verte zagen
Voor we de grote stad binnenreden
=
Hier, in het stadscentrum
Hebben die enorm grote gebouwen
Hem zeker weggestopt
Zodat stadsmensen hem niet zien
-o-
.
Bron: The South East Asia Write Anthology of Thai Short Stories and Poems. Een bloemlezing uit bekroonde korte verhalen en gedichten. Silkworm Books, Thailand. Engelse titel: Hidden. Vertaald en bewerkt door Erik Kuijpers.

Dichter is Saksiri Meesomsueb, in Thais ศักดิ์ศิริ มีสมสืบ, Nakhon Sawan, 1957, pseudoniem Kittisak (กิตติศักดิ์). Hij maakte als studerende tiener de roerige jaren '70 mee.

Gebruikersavatar
erik-kuijpers
Volwaardig lid
Volwaardig lid
Berichten: 3375
Lid geworden op: donderdag 11 oktober 2018, 14:32
Locatie: In volgend leven: Frankrijk.

Re: Uit de Thaise literatuur

#15 Bericht door erik-kuijpers » dinsdag 07 juni 2022, 06:36

Het bananenblad meisje. Een gedicht van Phaiwarin Khao-Ngam

Het bananenblad meisje
=
Mijn bananenblad meisje op de plantage,
Pakte witte rijst in voor mijn maaltijd;
Voor al het veldwerk of wat verder weg
Jouw pakje rijst om de dag door te komen.
=
Jij bood me rijst aan als de honger opkwam,
De geur verkwikte ook de heetste middagzon;
Iedere hap aangenaam en welriekend
Een blijvend parfum, haast bedwelmend
=
Hield van je, mijn bananenblad schoonheid,
Lette ooit nauwkeurig en precies op je;
Toen gingen we uit elkaar, onverschillig,
Onherstelbaar, zo leek het wel.
=
Eenzaam, en dat in deze tijd,
Verlaten, in een tijdperk van leegte,
Vol liefdesverdriet in frivole tijden,
Verloren en alles uitzichtloos.
=
Giechelende femme fatale, plastic jas,
Een bizar kruispunt; deze vreemde tante
Die lachte als een flirtende slet
Lokte me, weg van mijn bananen meisje.
=
Plantageschoonheid, stop met vouwen,
Jouw groene kleren worden straks grijs,
Dan horen wij muziek uit plastic boxen
Het einde van ons bananen liefdeslied.
-o-
.

Bron: The South East Asia Write Anthology of Thai Short Stories and Poems. Een bloemlezing uit bekroonde korte verhalen en gedichten. Silkworm Books, Thailand. Engelse titel: Banana-leaf maiden. Vertaald en bewerkt door Erik Kuijpers.

Dichter is Phaiwarin Khao-Ngam, in Thais ไพวรินทร์ ขาวงาม, Roi Et, 1961. Komt uit een landbouwfamilie; werd novice, monnik, volgde een Sanghaschool en werd leraar taal en Thaise literatuur. Werd corrector en journalist in Chiang Mai. Ging later in Bangkok werken bij Siam Rath. Met zijn bundel Banana Stem Horse (*) won hij in 1995 de South East Asia Write Award.

(*) Een banana stem horse is speelgoed voor kinderen gemaakt uit de stengels van de bananenboom.

Plaats reactie

Terug naar “Cultuur”